V. Meettorren befcbreeven*,) ook van eenigtie-
XXVIl' Deneeskonft zouden kunnen zyn.
H oofd- De Ouden hebben Voorbeelden bygebragc om
stu k . aan tetoonen, dat die Soort, welke in de Meel-
■* Biadz. öj. jjjQigjjs huishoudt, na het aftrekken van den
K o p , door aanwryving dienftig ware tot genee-
zing van Melaatsheid o f Kwaad Zeer. W y
hebben thans, inderdaad, te veel bekwaame
Middelen, tot dergelyke Ongemakken , om
ons met zulke affchuwelyke op te hóuden.
vm. (8) Kakkerlak die geelagtig is , met de Dek-
Lapponic*, fcbilden zwart gevlakt.
Laplandfche. J ■
In de Verhandelingen der Sociëteit van Üp-
la l, was deeze genoemd Lampyris , met de
bovenfte Wieken in een fcherpen hoek ge-
ftreept. Zeer menigvuldig komt dezelve voor,
iff de Hutten der Laplanderen , die zich in de
Boflchen onthouden ; onder de Schubben van
den Vifch, welken zy ongezouten droogen,
en die ’e r, dikwils, op één D a g , geheel van
opgegeten wordt. De grootte is als die van
een groote Vlieg.
Geeie. De Heer G e o f f r o y zegt dat eën derge-
piLxxviii.iyke, dien hy de geele Kakkerlak noemt, zig
*s' i n de Bakkeryën re Parys onthoudt, zynde
ongevaar een derde Duims lang, en dus nagenoeg
van grootte als die geele o f geelagtige,
waar
Cs) Blttta flavescens, Elyttis nigro maculatis, Tam. Snee.
618.
waar van wy de Afbeelding geeven in Fig. 15. V.
De Mannetjes van deeze, zegt h y , hebben
Aa V Ui
het Borftuuk zwart, met geel gezoomd; de Hoofd-
Dekfchilden bruiner, en fomtyds zwart ge- ST^K’
vlakt, de Poocen en het L y f zwart: de W y f-
jes zyn , uitgenomen de Oogen, geheel geel
o f geelagtig. In de Mannetjes komen de Dek*
fchilden ver over het L y f heen; in deWyfjes
niet: zy zyn zeer fraay Vederagtig geftreept,
het welk H n n /eus ook in gemelde Laplandfche
waarnam. W y vinden deeze, byons,
in de Bakkeryën.
' (9) Kakkerlak die langwerpig is en bleek- jx.
bruin, met twee Stippen en een Maant- Oblongat*.
j e , die zwart zyn, op het Borfljluk. ^ge.gwer~
De Heer R o l a n d e r heeft deezen in A-
merika waargenomen. Hy is langwerpig gelyk
een Spaanfchp Vlieg en bleek Tegelrood (* ) ,
met de Sprieten ?wart en geknodft , de Ppp-
ten zeer ruig. Het Borftftuk is rond, bultig
verheven, glad, bleekbruin, vanagteren met
een zwart Maantje , in ’t midden met twee
zwarte Stippen als ge-oogd.
XXVIII. H O O F D -
(?) Blatta oblonga livlda, Thor ace pun&is duobus lunulaque
nigris. Syft. Nat. X.
(* ) Pallidt uflacca five livida, zegt l lN N S O s . Hiel
uit neem ik gelegenheid, om thans het wooid lividus bleek»
bruin te vertaalen.
J Deel . X. Stuk. I 3