V, te vinden (*). De Heer B o n k e t heeft» om«.
XXXIV*' went den zelfden tyd,het z e l f d e waargenomen.
Hoofd-* in Plantiuizen van de grootfte Soort , op de.
stuk Eiken huis vellende, onder welken gevleugelde
van verfchillende grootte, en de kleinlten daar
van zeer klein ten opzigt van de anderen zyn,.
Deeze zeer kleine Plantiuizen zag hy de groo-
tere dekken , die ongevleugeld waren. Zulk
een Mannetje befprong, op eenen voormiddag ,
meer dan tien Wyfjes , en hy werdt, door het
zien van de uitwendige Teeldeelen , volkome-
lyk van het verlchil der Sexen verzekerd Ct)»
Niet lang na deeze Ontdekking, in ’c jaar
1 746 naamelyk , febreef d e G e e r , Kamerheer
van den Koning van Sweeden, een
Brief aan den Heer R e a u m ü r , waar in zyn
Ed. aan denzelveo kennis gaf van eenige Waar-
neemingen, door hem op de Plantiuizen van
den Pruimboom in ’c werk gefield, in welken
by ook een weezentlyke Paaring ontdekt hadt,
welke van hem wordt afgebeeld en omflandig
befchreeven. Omtrent twee Jaaren daarna,
wederom , een Brief fchryvende aan gemelden
Heer, verhaalde hy hem, hoe dat, in de Herflt,
zo wel ongevleugelde als gevleugelde Mannetf
jes door hem waren gevonden, gelyk ’.er ook
Wyfjes Plantiuizen , zegt h y , met Wieken en
zonder Wieken zyn (§>
Op-
("*) L es SER. Theo log. des Inf. par. LYONNET. Tom.
I. p. so, !h
( f ) B.EAUMUR, Mem, Tom. VI, 2. Patt pag. 3go.
Opmerkelyk is de Waarneeming van B on- V.
n e t , dat, naamelyk, de Paaring van deeze v j fv fy *
iDfekten niet dan in de Herfll gefchiedt, terwyl Hoofd-
zy zig, in de Zomer, zonder Paaring vermenig- STlJK*
vuldigen: doch nog verwondelyker kwam het, jongwerpen-
in den eerden opllag, voor, dat zy in de Zo-
mer ODder de Jongwerpende, en in de Herfll:
onder de Eijerleggende Dieren behooren zou-
den ( f ) . In verfcheiderley Soorten hadt d e
G e e r zulks waargenomen; maarR e a dmd r
meende reden te hebben om te twyfelen, of
die ronde Lighaampjes, welke zy in de Herfll
uitwerpen, wel weezentlyk Eitjes, en niet
veeleer onvolgroeide Joegen zyn. Haare re-
gelmaatige gedaante, ondertuflehen ; de zorgvuldigheid
, welke de Moer gebruikt om ze
met eenige Katoenagtige Stoffe toe te dekken,
en de verandering van Kleur; fchynt deeze
Lighaampjes, welke alle de andere Waarnee-
mers haar tegen den Winter hebben zien vóórtbrengen
, als Eitjes te moeten doen befchou-
wen. Het is ook eenigermaate met de reden
overeenkomltig, dat de Omwinding van de
Vrugt,in deeze Diertjes, tegen den Winter traa*
ger gefchiedt; en hoe zouden zy anders, mag
men
(§> De Waarneemingen van gemelden Kamerheer, met de
Afbeeldingen daar toe behoorende, kan men in ?t Nederdnitlch
vertaald vinden in het V .D e e l der Uitgezigte Verhandelingen,
bladz. z s s , enz.
( t ) Pariunt ALftate vivos Foetus, Autumno ponunt Ova,
L i n n . Syft. Nat. x . pag: 452.
I. Deel. x. Stu k.