V.
Atderl'.
XXVIII.
H oofdstuk.
Voottteeling.
196 BESCHKYVING VAN
mede geweldige Sprongen doet. De Kleur
verfchilt grootelyks , doch is altoos min o f
meer bont. Men vindt de Vlerken fomtyds
wel groenagtig met graauw gevlakt, maar dik-
wils ook geheel graauw met zwarte Vlakken;
fomtyds is het L y f en de onderfte Vleugelen
geelagtig of paarfch, en gemeenlyk vindt meö
eenig Geel daar aan o f aan de Pooten, welker
Dyën en Schenkelen dikwils van Kleur verfchit-
len} maakende den Springhaan kakelbont; ge-
lyk dit alles uit de Agtfte Plaat van RoesEL
zeer blykbaar is.
Deeze Autheur heeft opgemerkt, dat de Be-
vrugting in de Springhaanen op dergelyke wy-
ze als in de Krekels gefchiedt. Na dat, naa-
melyk, het Mannetje, door zyn krieken, het
Wyfje tot zig gelokt heeft, laat hy hetzelve
op hem klimmen , en paart dan daar mede.
In de Eijerlegging heeft dit byzonders plaats,
dat door deeze Soort niet meer dan zes o f agc
Eijertjes iD één Kuiltje by elkander gelegd worden,
welke ook langwerpig en weinig kleiner
dan die der Groene Springhaanen zyn. Plet
Infekt kan voor dezelven , verder, geen zorg
draagen; alzo het zekerlyk nog voor de Winter
fte r ft, en uit de Eijeren, die de vernieling
door het Ongediert of Nattigheid ontgaan,
komen in ’t Voorjaar kleine Spriughaantjes
voort, die alleen door de kleinte, en doordien
zy geen Vleugels hebben, van de Volwaffenen
verfchillen.
De Heer G r o n o v i u s tekent, onder de V.
Infekten van ons Land , een ongevleugelde
Springhaan aan, die wegens de Sabelagtig- Hoofd-*
heid van de Staart, in 't W y fje , tot dit Arti- STUK*
kej behoort. Het is, zegt zyn E d ,, een van
de kleineren, groen van Kleur, en onthoudt
zig ook in ’t Gras, doch wordt zelden gevonden.
Het Borltlluk is, in deeze, effen en rónd-
agtig: het ' Agterlyf Eyrond, op zyde plat,
met de Rug bopgswyze gekield, en, zo wel als
de Dyën, niet ftekelig. Het. Dier heeft den
Sabel zeer breed, opwaards omgekromd, van
laDgte als het Agterlyf, op zyde plat (*).
(39) Sabel-Springhaan , die ongevleugeld is,
met het BorJIJluk gedoomd en de Dyën
geftippeld.
xxxix.
Pupus,
Pop.
De laatflgemelde , waar van ik ’er ook een
heb, zou men eer voor een Pop houden, gelyk
L innjeus , uit een dergelyk vermoeden,
dien ByDaam geeft aan dit ongevleugeld Kaap-
fe Infekt, dat nader met de Molkrekels fchynt
overeen te komen; dewyl het , boven den Sab
e l, twee uitfteekende Punten heeft. Roeb
e l , immers, was ook van dat denkbeeld,»
noe-
(*) Gryllus Tettigonia aptera, Thprace rotundato inutico,
Corpore viridi. At7. Helvet. y o L , V. p. 129. N. 2$6.
( 39) Gryllus Tettigonia, apterus, Thörace Spinofo,Femoribut
punftatis. Amcen. Acad. I. p, 322. Locufta-Talpa Capenfis,
Pedibus longis. Pe t . Gaz, T. 13. f. 7. B. O E s. Inf. n,
Gryll, Tl 6. f. 3.