V.
A fdeel.
XXVIII.
Hoofd*
stuk.
* Scarifi-
itttïo Giuto,
rum
f Blsdz.
!;3Ü.
XVI.
C a r ïn u tu s .
Gekielde.
behoeft hem niet te verdedigen, door zulks te
vergelyken by het aan bloeden fchrappen der
Oogleden * met de baardjes van het Koorn o f
met de Hulzen der Rogge-Aairen: want het
ïis ODtwyfelbaar ,*dat de fcherpgetande Poo-
ten van die groote Ooftindifche Springhaa-
nen , Spookjes o f Scherminkels f , wel tot
kleine Zaagjes gebruikt kunnen worden y en,
wanneer men in agt neemt, hoe klein de Voetjes
der Chineefehe Vrouwen zyn, zalmen,
met reden, om verfehillcnde Voetmaaten denken
(*).
( 16) Hoognek - Springhaan, die bet Borfijiuk
Schuitswys’ gekield beeft en effen, den
Kop neergedrukt.
De eze, van den voorgaanden alleenlyk door
de ongetandheid van het Borftftuk verfchillen-
de , bevondt zig in bét Kabinet van haare
Sweed,
(*) De Voet van Delphos, immers, die door Xenophoi*
en Aristoteles gebruikt werdt, was weinig meer dan half
zo lang als de hedendaagfe Voet van I'arys; gelyk de Heet
Struyck. aanmerkt in zyn Verhand, over de Grootte dér
Aarde. Inleid. ttt de ulgemeene Geogruphie. Aniöerd. 1740.
Zo dat, waarfchynlyk, die drie Voeten Iangte, waar va»
Pl inius lpreekt, niet veel meer dan anderhalven Voet, va»
onze Maat, zal geweeft zyn, en de Springhaanen dus nier
Byfter veel grootet dan de gemelde Ambonfche. Elders, weet
ïk wel, fpreekt hy van vier Ellen: doch fommige van die
Matten waren oudtyds niet langer dan een Span.
( is ) Gryllus Hulla, Thorace cymbiformi Isv i, Vertice d®*
prdfo, M. L . U. Syfi. N*t, X,
Sw e e d fch e M a je fte it . H y w a s , g e ly k tte d r ie • -:V*
laatften, ook uit Indie afkomftig. : vvvm'*
^ N et , _ . y, 1 H oofd*
( 1 7 ) Hoognek - Springhaan, die het Schild- . s t u k .
je mn 't Borflftuk zo lang beeft als ’t sPrlnrMak
Agterhf. ‘ 1 ■ ' • ' ; f . C 5 _ ° - Bipuh&atus,
. ■ ■ . . 1 IS'4 ' " ' Tweev.lakr>
Deeze en de volgende Soort onthouden zig ^ e’
in ons YVereldsdeel. L innasus vondtze in
S weeden, G e o f f u o y omftreeks Parys ( * ) j
en Doktor S c o p o l i in Karniolic. Deeze
laatfte merkt aan, dat men dezelven vooral niet
verwarren moet met de Maskers der andere
Soorten. Hy vondtze in de Velden om en by
de Tuinen; onze Autheur tekent de Woonplaats
aan, in drooge Landsdouwen. G e o f -
f r o y , die aanmérkt,'dat menze overal,' op ’t
Land en in de Boflchen, vindt; ze gt, dat de
wederzydfche Vlak op ’c Borftftuk, daar L in-
n je u s van fpreekt, en weshalve -men deeze
Soort Tweevlakkig noemt> niet^beftendig is,
Dekfchilden ontbreeken ’er wel aan , dóch >
het Infekt heeft, onder de verlanging van het
Borflftuk, zyne Vleugelen. De Sprieten z y a
by uitftek k ó rt, zo lang niet als een vierde
vaq
(17) Gryllus Bulla, Thoracis fcutèÜo Abdominis Jongïtudi*
ne. Syfl. Nut. x. Gryllus Elytris nullis, Thorace in Elytro»
longitudinale extenfb, maculd utrinque nigrd rhombea. Faun,
Suee.,6z j ,
(*) Le Criquet a Capuchon & le Criquet a Corcelet gj.
Jonge'. Hiß. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. 394,
I. DEEL. X. STÜH« L 2