V.
A fdeel.
XXX iV.
H oofdstuk.
„ zyden van de Rib, een weinig uitrekt, gaat
„ dit Spleetje, dat zig als eenScreep vertoon- .
„ de, open, en ontdekt de holligheid, waar
„ in zig eenige Plantluizen gehuisveft bevin-
,,'den Houdt men dan op, met het Blad dus
, , in de breedte uit te rekken, zo gaat de ope-
„ niDg.weder to e , en de Infekten zyn everi
„ zo beflooten als voorheen. Twee Zoomen,
„ veel dikker dan het overige van het Blad,
,, die tegen elkander fluiten, zyn oorzaak van
dit verfchynzel
” Nog een andere Soort van Luizen onthoudt
„ zig op deeze Boomen, die Blaazen maaken
,, van het Blad z e lf, veel grooter dan de v.oor-
„ gemelden , en welke men eigenlyk Beurs-
„ agtig kan noemen. Het Blad wordt, met
„ de randen tegen elkander, famengevouwen
„ en dus valt gelymd; zo dat de Oppervlakte,
„ die bevoorens de onderfte was, de binnenfte
„ wordt, en de Wanden uitmaakt vaneenHol-
„ te, dikwils byna drie vierden Duims wyd.
,, Deeze , dus gevouwen , Bladen hebben het
,, groen noch ook de gladheid DÏet van de an„
, , deren: zy zyn bezet met een groote menig-
„ te van Knobbeltjes, op ’c grootfle als Spel-
9, dekoppen en roo'dagtig van Kleur, welke de
„ oorzaak zyn van het famenvouwen der Bla-
„ den. De Infekten, naamelyk, tallen in ’t
, , eerft de jonge Bladen aan. Ik heb ’er kleine
, , gezien, die nog niet geheel xoegevouwcn wa-
„ ren, hebbende byna haare natuurlyke groens>
heid
j, heid, en daar in vond ik niet meer dan twee
9, of drie zeer kleine Plantluisjes, op de onder*
,, zyde van het Blad nevens de middelde Rib,
,, maar op verfchillende afltanden van de en-
„ den. Met het bloote Oog, en nog beter
,, met een Vergrootglas, wierd ik toen, aan
j, de andere zyde van het Blad, kleine Puk-
,, keltjes gewaar, die geelagtig o f bleeker groen
,, waren dan het overige. Deeze kleine Knob»
„ belagtigheden waren het, die groeijen moes-
s, ten en dus het Blad dwingen om zig aldaar
„ meer uit te rekken dan elders, noodzaaken-
,, de daar door de beide randen, om elkander
, , te naderen. De gemelde kleine Uitwasjes,
„ o f , ’t geen het zelfde is, de Steeken die dezel-
„ ven veroorzaaken, moeten dan wel regelrcaa-
, , tigverfpreid zyn , aan ieder zyde evenveel,
,, op dat de randen zo juilt mogen famen
„ komen en zig vereenigen, als zy gemeenlyk
„ doen. Hec gebeurt, evenwel, dat een der
„ helften voorby de andere uitfteekt, en dat,
9, op fommige plaatlen , de randen van hec
„ Blad niet fluiten. Doch het gene, daar hec
9, hier allermeeft op aan komt, is , dat de zon-
,, derlinge famenvouwing van het Blad niet
„ ontftaan is, dan doordien op hetzelve een
, , oneindig getal van die kleine Knobbelagtig-
„ heden of Galletjes geformeerd zyn. •
. Hec een en andere blykt in Fig> 6 , van onze
Afbeelding, waar van het bovenfte gedeelte
de famengevouwen Bladen , het middelfte een.
I, deel» x. Stuk. E e 'Z a k
V .
A fdeel.
XXXIV.
Hoofd.
s t u k .