V.
A fdeel.
XXXIII.
H oofd«
STUK.
Lwens.
maiûcî.
komen, en dan zyn zy eerft tot de Voorttec*
ling bekwaam. In de Paaring beklimt het Mannetje
fomtyds het W y fje , dat dan daar van
gedekt wordt, gelyk in veele Viervoetige Dieren;
fomtyds paaren z y met de Koppen van
elkander a f en het Agterfte aan één gevoegd,
dat is Gat tegen G a t , gelyk men van de Kemels
verhaalt. De W y fje s , dus bevrugt geworden,
leggen een groote veelheid vanEit.
je s , welke men fomtyds op de Planten en Boo-
men nevens elkander geplaatft vindt, en waar
van de fneefte, met een Vergrootglas befchouwd
zynde, zonderlinge Verfeheidenheden van figuur
uitleveren. Sommigen zyn van boven met kleine
Haairtjes als gekroond, en de meefte hebben
een foort van Mutsje o f Kalot, welke dé
jonge Wants daar a f doet lpriDgen om uit het
E y te komen.; Het is een foort van Dekzeltje,
dat maar fchynt gelymd te zyn aan het [overige
van het Ey.
Naauwlyks zyn de jonge Wantsjes ter Wereld
gekomen , o f z y verfpreiden zig altemaal over
het Boomgewas o f Kruid, waar van z y haar Voed-
zel moeten trekken, en zuigen ’er het Sap uit,
door middel van het fcherpe Snuitje, dat zy
van vooren, onder aan den K o p , hebben. Z y
z y n , egter, altemaal, zo zagtzinnig niet. Mfen
vindt ’eronder, verfcheide Soorten , die, als
’ tw a re , wreedagtig en inderdaad Bloeddorïïig
z y n ; dewyl zy zig voeden met Bloed en Sappen
van andere Gedierten , welke zy dus om ’t
Ieleven
brengen. Het byten van de gewoone V .^
Weegluis is Wereldkundig. Veele Boom- o f xxXIII.*
Plant-Wantfen zuigen de.Rupfen, Vliegen, Hoofd-
cn andere Infekten uit, welke zy dus ter dood STÜ *
brengen. Men heeft ’er zelfs gézien, die de
Schulpagtige Dekfchilden van eenige Schild-
vleugeligen doorboord hadden; dat zo zeer
niet te verwonderen is * wanneer men agt geeft
óp de fynheid en fcherpte van de punt van hun
Snuitje, waar aan de Liefhebbers , die niet
voorzigtïg genoeg zyn in het vatten en vangen
van deeze Infekten, zig zeer gevoelig kwetzen
kunnen. Wat zal men dan niet van de Vermógens
dier groote Uitheemfche Wantfen,
Waar van wy de A f bedding gegeven hebben,
mogen denken.
De Wantfen worden, door onzenAutheur, ondeifchêi-
onderfcheiden in e lf Artikelen. Die van het din2>
èerfte zyn Ongevleugeld, dat is de gewoone
Weegluis. Die van het tweede kan men Schild-
draagérs noemen , om dat hun Schildje zeer
groot is, zo lang als ’t Agterlyf. Die van het
derde Artikel hebben de Dekfchilden byna geheel
Lederagtig ondoorfchynende: die van het
vierde, in tegendeel, hebben de bovenfte W ieken
Vliezig, en zyn zeer plat, als een Blaadje
: die van het vyfde hebben het BorJIJiuk we-
derzyds gedoornd. Men vindt ’er die Eirond-
agtig o f zo plat niet zyn , welke het zesde Artikel
uitmaaken. Die van het zevende [noemt
hy Borjlelboornige , die van het agtfte lang-
1, d k s l . x. stuk. X 2 w e r -