V . hoog gekield heefc, doch k o rt, en die overal
XXvm 8roenaS^S van Kleur is> mct ecnig rood.
H oofdstuk.
(14 ) Hoognek-Springhaan, die Èeltaglig ge-
Springbeen. pukkeld is , met htt Voorhoofd Wrattig,
vènllfus. de Sprieten kort en de Kiel van 't Borjtwrattige.
j i ufc eenigermaate drietandig.
Deeze is groenagtig van L y f ; even als de
Voorgaande.1 Z y heeft het Schildje gekield en
tweemaal zo lang als het Borftftuk met den
K o p . De Dekfchilden zyn Vliezig; de Ag.
terpooten niet langer dan het A g te r ly f, dat
vry dik is.
( * 5) Hoognek-Springhaan, die bet Borjlftuk
Getande. , Scbuitswys' gekield beeft en getand, den
Kop Jpits, het Agterlyf Hemelfchblaaww.
By R o e s e l vindt men de Afbeelding van
deezen Springhaan, onder de benaaming van
een byzondere Soort van Springhaanen, met
de enkelde, verhevene , Zaagvormige Kam.
In anderen, naamelyk, is het Borftftuk van
boven plat en maakt dus twee fcherpe kanten,
die ook dikwils, Zaagswyze, gekarteld o f getand
0*> Gryllus Buil»,^callofo-ptiaftatus, Thoracis carina üib-
trideatata, Antennis bravibus, Fronte vemieofo. M. r y
Syjl. Nat. X.
(ïs) Gryllus Bulla, Thorace f ymbiformi csrinato dcnticd-
lato, Capiteacuminato, Abdomine ecernla®. R oes. Inf. h /
èryll. T, 16. f. 2i
tand zyn , maakende een dubbelde Kam. Hier V.
is de gekielde nek van ’ t Borftftuk zo verhe- -Afdeel.
v en , dat men dezelve met de kromte van een Hoofd-*
Zwyns rug kan vergelyken. Ook mag deeze ?rüK*
Soort, dan, met reden , deswegen de G e - sPr‘n^ ami
tande genoemd worden. De benaaming van
Zaagswyze of Zaagvoerende, zou inzonderheid
op deeze toepaïïelyk kunnen zyn » .van
wegen de fcherpe Stekels aan de Agterpooten ,
die aan de Dyën wederzyds en aan de Schen-
kelen op den eenen kant dubbeld ftaan, en
waar in zy boven veele anderen uitmunten.
De Heer L u d o l f zegt, in zyne Verhandeling
over de, Springhaanen , hoe het waar-
fchynlyk js , ” dat 5er ook in Indie zulke
„ Infekten z y n , doch niet van drie Voe-
„ ten lang en welker Schenkels en Beenen*
„ gedroogd zynde, als Zaagen gebruikt kond
e n worden ; het ^ene P L iNi ü s o p h e ü
, , geloof van anderen (zegt hy) valfehelyk
„ voorgeeft ”♦ Men heeft P l i n i u s, al van
overlang, wegens veele onwaarfchynlykhe-
den, die ’er in zyn Werk voorkomen, voor
een Fabelfchryver gehouden; doch by nader
onderzoek blykt het, dat men hem in alles
niet moet veroordeelen. Hy is, ten minfte,
hier voorzigtig genoeg geweeft (*). En men
* be-
(* ) In India ternutn ptdum longitudinis eflb traduntur,
Cruribus et Feininibus Senaruin ufum prjfbae, cura illRtUC»
lint. Hij7, Nat. Libr. XX, Cap. XXIX.
J. Deel, 1 . Stuk, L