XXIX.Hoopdst. De Eigenschappen der H alf-
schildige Infekten. Reden van die B e •
naaming. Hunne onderfeheiiing van de Schild*
, vleugeligen. Manier van Voortteeling. Verdee-
ling.
XXX. H oofdst. Befcbryving van 't Geflagt der C i-
c a d e n , anders ook Cigalen en van fommigen
Liercmans o f Lierdraaijers genaamd; tot voel*
ken de zogenaamde Lantaarndraagers, en anderen,
bebooren.
XXXI. Hoofdst. Befcbryving van 't Geflagt der W A-
t e r - W a n t s e n , waar onder die men Rug-
zwemmers noemt, en anderen, zyn begreepen,—
XXXII. Hoofdst. Befcbryving van 't Geflagt der Wa-
t e r - S corp io en e n , waar in , zo iegroo-
te Weftindifche, ah degewoone Inlandfche, en
die men thans de Water-Griffioen noemt. ”
Y Y Y l I f Hoofdst. Befcbryving van ’ t Geflagt der
W a n t s e n , tot het welke zo de gewoone
W e e g lu izen , als een menigte van gevleugelde
Infekten , die in Geftalte naar dezelven gelyken,
zyn t'buis gebragt.
YVYIV Hoofdst. Befcbryving van t Geflagt der
P l a n t l u i z e n , die omflandig befebouwd
worden ten opzigt van haare Eigenfcbappen en
zonderlinge manier van Voortteeling, volgens
de Waarneemingen der bedendaagfebe Natuurkundigen.
—
Y X X V Hoofdst. Befcbryving van t Geflagt der
.238
■ 24a
.299
-320
-38®
B l a d z u i g e r t j e s , waar van femmtgc
Soorten Baftaard Plantluizen en ook wel Blad-
Vlooijen o f Blad -Motten, genoemd worden. „
y y y VT Hoofdst. Befcbryving van ’ t Geflagt der
■ S c h i l d l u i z e n , dus wegens de Ge/lalte
genaamd, waar onder de Scharlaken-Befiën,
bet Poolfch-Grein, en de Conchenilje, als
wezentlyke Infekten geweeft zynde, begreepen
worden• ,
XXXVII. Hoofdst. Befcbryving van t Geflagt der
■ B l a a z e n p o o t e n , & « « » eigentlyk ,%we.
- 43®
-~ 4Ji
gens de kleinte en figuur, Ziertjes zou kunnen
noemen» *
— 522.
AAN*.
A A N W Y Z I N G d e r p l a a t e n ,
en der Bladzyden,
f alwaar de Figmren aangehaald of hefchreeven worden.
Plaat LX X V II. Afbeelding van A-
GRET-, W a t e r cdA a r d -
t o r r e n . tegen over Bladz, 3
Fig. 1. De Egyptifche Luis, Bladz. %
----- 2. Een Gcp\\i\mdQ/igret-Tor. bl. 10
■---- 3. Eeh Gefpiegelde. bl, 12
——- 4. De Groote Zwarte Water-
Tor. bl. ié
•---- 5, 6, De Bruine met geele
Randen, Mannetje en
Wyfje: 7 de Worm, waar
uit dezelve vounRurnr. bl. s.y
,---- 8 ,9 . De kleine Graauwagtige
geftreepte, bl. 30
,---- 10. De Lederagtige of Groote
Aardtor. bl. 38
----- i i . De Duitfcbe Goudfmid. bl. 41
■ ---- 12. De gewoone Goudfmid. bl. 42
■ ---- 13. De Rupfen.Jaager. bl. 45
^— 14. Een klein fierlyk Aard*
torretje. bl. 47
Plaat LX X V I II, Afbeelding van de
M e e l - en M k y - T o r r e n ,
K a k k e r l a k k e n , enz. —— —— * — — $9
f ig . 1. #<?/Wormpje van de Meel*
Tor. bl. 60
---- 2. De Meel-Tor zelf. bl. 62
~— 3. De flinktnde Kelder-Tor. bl. 54
---- 4. De Mey - Worm zo genaamd.
bl. 70
■---- 1 5- De fiekelige Aardvloo. bl. 8g
- 6. De Spaanfche Vlieg. bl. 75
I 3 Fig. *.