V. De Heer G e o f f r o y noemt deeze Soort
AS r Tenebrion met negen gladde Streepen., en zegt
H oofd, dat menze vindc in de Vuiligheid der Huizen.
stu k . ontmoet deeze Torren meeft in de Meelmolens
en Bakkeryen » o f ook in het Zuurdeeg,
dat by ons gemeènlyk van Geerftmeel,
met Wyn^tot Koeken gemaakt, beftaat, zegt
Doktor S c o p o l i . Het Masker, dat bekend
is onder den naam van Meelworm, onthoudt
zig in het Meel o f ook in ’ t Soldaaten Brood ,
daar het dikwils tweejaaren in blyfe voor dat
het verändere', zegt L i k n ^ u s . G r o n o -
v i u s maakt ’er geen gewag van onder de Infekten
van Nederland: als of de Meel-Torren
by ons niet bekend waren.
Meel- W y weeten, dat de Meel-Wormen een zeer
pi^lxxviit. lekker Aas zyn voor de Nagtegaalen, waar
<&£■ 1- mede men dezelven het gereedfte kan vangen:
Van dien Worm geeven wy hier de Afbeelding,
naar de leevende Voorwerpen getekend.
Z y zyn zo bleek niet als men ons wil wys-
maaken(*j), maar veeleer geel o f rood en ros-
agtig, ja fomtyds byna Oranjekleur, gelyk
F r i s c h reeds waargenomen heef t , Zeggende,
dat z y , in alle Vervellingen, welke viermaal,
gelyk in andere Infekten, plaats hebben,
hunne geele Kleur, die naby komt aan ’t Ka-
ftanjebruin, behouden. Eigentlyk, heeft ieder
Ring o f Lid een bruiner Zoom, die de Kleur,
naar
(*) Larva pallida glabra 8cc, Faun, Sueet Ed, II, p. Z2j,
naar de buiging van het Lyf, dat zeer ftyf is, V.
een weinig doet verfchillen. De Worm is lang
en fmal, aan den Kop voorzien met twee Voe- Hoofd-
lers o f Sprieten en daar onder twee Nypers, 5TUK*
zo fterk, dat het Infekc daar mede door dikke
Planken booren, o f een Gat in Hout kanmaa-
ken, om zjg daar in te verbergen.
De Meelworm le e ft, zegt h y , een geheel-
Jaar, voor dat dezelve in een Tor verandert.
Ondertuiïchen vreet hy geduurig Meel cn laat
daar in zyn zwartagtigeDrek; boorende tot op
den bodem in hetzelve, en, fchoon het Meel
niet famengedrukt is , Valt dodh de Opening,
door hem daar in g em a a k t , agter hem niet toe.
Veranderen moetende kruipt hy weg o f knaagt
in het Hout zo groot een G a t , als hy ruimte
daartoe noodig heeft. Voor de laatfte Veran- .
dering ftervende, o f Ook nóg leevende, kunnen
deeze Wormen ligt uit het Meel gezift
worden; doch de D r e k , de vier Huidjes en
het Houtzaagzel , dat zy maaken , blyyen
fomtyds in het Meel en worden mede in het
Brood gebakken, Eens in een Vat zynde kèn
menze 'er bezwaarlyk uit krygen; dewyl dè
gaatjes in het Hout, daar de Jongen o f Eije-
ren in kunnen zitten, met Meel verflopt z y n :
ten zy men het Vat een geheel Jaar ledig ftaan
en dikwils uitkloppen laat. Dus zyn het ook
tevens Houtwormen, die de Schors van Boo*
men en rottig Hout knaagen , wanneer zy
geen Meel kunnen bekomen.
X. DF.EL, X. STUK. Als