V. Infekten en die verflinden. Dit heeft in de
A fdeel. meeften van deeze Torren plaats. Z y drek-
H0X0? d. ken, wederom , tot Aas en Voedzel voor de
stu k . Haagdiffen, Padden en Kikvorfchen.
K«nmetkcn. Het groote byhangzel, dat de Infekten van
dit Geflagt hebben aan de inplanting der agter-
fle Pooten, neemt de Heer G e o f f r o y voor
een byzonder Kenmerk van die Torren , welken
hy onder den Geflagtnaam van Bupreftis
begrypt, waar in ook de Zandloopers van hem
zyn t’huis gebragt. De uitwendige gedaante,
egter, van die en deeze, verfchilt zeer veel.
L i n n j e u s fielt de figuur van ’t Borftftuk,
het welk eenigermaate Hartvormig i s , en , ge-
lykerwys de Dekfchilden , gezoomd, doch
met een geknotte punt; tot het voornaamfte
Kenmerk der Aard-Torren. Ook hebben zy
de Sprieten Borftelagtig.
Soorten. Van deeze heeft hy een-en-dertig Soorten,
waar van de negen eerden groot, de overigen
kleiD zyn.
x ( i ) Aard-Tor die ongevleugeld en dof zwart
Cardbus j; hebbende de Dekfchilden ruuw , we-
Coriactus.
lederagtigc. gens ontallyke Butjes daar op verfpreid.
Pl. LX XVII.
f>£. io . £)eeze Soort, die eene der grootden van Europa
i s , vindt men in Duitfchland niet alleen,
. gelyk o n z e Afbeelding maar een zodanigen Duitfchen
( i ) Carabus apterus opacus, Elytris pun&is intricatis fub-
jngofis. Syjt. Nat. X. Gen. i8tf.
fchenTor gemaakt is, maar ook in Vrankryk en V.
Italië. Hy valt, omdreeks Parys, ook langer
dan een Duim ( * ) . Groote zigtbaare Nypers Hoofd-
heeft h y , en uitpuilende Oogen; het welk de STÜK*
Aard-Torren gemeen hebben met de Zandloopers.
In Sweeden vondt men deezen niet,
maar eenen, wiens Dekfchilden, niet alleen
dus ruuw gedippeld, maar ook eenigermaate
gedreept waren( f) . DoktorScopo l i noemt
eene Soort, deswegen, de Gekettingde; doch
twyfelt o f het wel de zelfde zy. Hy vondt die
in de Stammen van rottige Boomen ( | ) .
(2) Aard -Tor die ongevleugeld is , met de n.
Dekfchilden overlangs gefippeld. GekondJe.'
Deeze Soort is kenbaar aan de verheven
Stippen, die zig als Korreltjes vertoonen, op
drie ryën overlangs geplaatd. Zy verfchilt in
Kleur fomwylen ; hebbende de Dekfchilden
nu Kopergroen, dan uit den paarfchen o f fchoon
glan-
(*) Le Buprefte noir chsgriné. Hifi. dts Inf. Tom. I .
p. 142.
(■ f) Carabus intricatus. Faun. Succ, Ed. II. p. 217. N. 780.
(J.) Carabus catenulatus. Entom. Carnhl. p. 85. N. 254.
(2) Carabus apterus , Elytris longitudinaliter pun&atis.
Syji. Nat. X. Carabus ater, Elytris convexe punólatis ftria-
tisque. Faun. Suec. j u , B. Carabus niger, Elytris fubvires-
centibus convexe pun&atis ftriatisque. Faun. Saic. yn . c.
Carabus purpurascenti-niger, Elytris convexe punéhtis ftriatisque.
Faun. Sutc. jij. Cerambyx purpurea punftata. R.AJ.
Inf. 96. N. ï , L r s * Mut. T. 18. f.4. HOEÏN, In/.ll.
T. i.
I. DEEL. X. Stuk. C 4