V.
A fdeel.
XXIX.
H oofd.
STUK.
Voortteetirig.
Het Snuitje* dat in de Halffchildigen, als
gezegd is, voor Bek verftrekt, is in eenigen ,
daar het van den Kop afkomt, zo lang, dat
het j als ’t ware, hun agter na fleept, fteeken-
de ver uit, voorby het Agterfte van het L y fï
Het Borftftuk is , in fommigeö, als met den
Kop vereenigd, zo dat zy geen Hals hebben ,
die in anderen, gelyk de Plantluizen, zeer zigt-
baar is. Bovendien is ’t opmerkelyk, dat in
deeze laatften, en anderen, dé Voeten maar uit
één Lid beftaan, in fommigen uit twee, doch
in de meeften, gelyk in de Cicaden en Want-
fen, uit drie Leedjes j zö de Heer Geoffkoy
aanmerkt.
Wat de Voortteeling aangaat, daar omtrent
kan men van de Halffchildigen, in ’t algemeen,
zeggen, dat zy zeer weinig verfchillen van dé
laatfte Geüagten der Schildvleugeligen , by
voorbeeld de Springhaanen en Krekels. Uit
het Ey voortgekomen l, verwonen zy zlg niet
als Wormen , gelyk de Maskers van de Torren
en dérgelyken ; of grootelyks in gedaante ver«
fchillende, van het volmaakte Infekt, gelyk
de Beeften, die in Water-Torren veranderen:
het vöornaamfte onderfcheid met hunne Moer,
beftaat daar in, dat zy kleiner, en geheel ongevleugeld
zyn. Als men de jonge Wantfen
o f jonge Cicaden met het Mikroskoop onderzoekt
, zal men die, hoe klein ook , in Geftal-
te nagenoeg met de grooi^n overeenkomftig
vinden: doch zy zyn van Dekfchilden en Vleugelen
^elen ontbloot. Op deezen eerften Staat, wel- V.
ken men dien van Masker boemen kan, volgt A^ j ^ ‘
de tweede, dat is die van Pop, tot welken H o o f d -
het Infekt komt door een enkele afftrooping STuK'
Van de Huid, en zyn geheele Verandering be-
ftaat daar in, dat zig alsdan de Stompjes van de
Wieken vertoonen. De laatfte Geftaltewiflb-
ling geeft ’er alleenlyk Vleugelen aan, o f doet
die Werktuigen, welke in de gemelde Stompjes
o f Knobbeltjes fameDgefronzeld waren*
zig uitfpreiden. Inde genen, egter, die geen
Vleugels hebben , gelyk de Wyfjes van de
Sfchildlüizen , fommige Plantluizen en de gei
meene Weegluis, bèftaan de Veranderingen
alleenlyk in de verfcheide Vervellingen o f afleggingen
der Huid.
De aangroeijing van alle] deèze Ihfekteü
gefdiiedt, even als in dé Schildvleugeligen ,
vbör dat de Maskérs in Poppen veranderen s
dat is, voor dat zig de Stompjes der Vleugelen
aan het L y f vertoonen. Men mag daar
uiè, met reden, befluiten, dat die Vleugels o f
derzelver Vormen , in de eerfte Staat, dat is ,
die van Masker, even als de Wieken der Ka-
péllen, geformeerd zyn *. Hunne Poppen * z;e \
vêrfchillen van de gewoone Poppen, daar in
dat zy Vöedzel gebruiken, en zig loopende
beweegen, gelyk die der Springhaanen. Van
dit verfchil der Poppen, o f Nimfen, gelyk
fommigen ze noemen, heb ik te vooren reeds
gefproken f .
ï. Deel . x. Stuk. Q Het
t 't Zelfde
bl, 37-