V.
A fd eel *
XXXIII.
H oofd»
stu k .
IVeegluit.
Eigên-
(chappcn.
fchynt overgebragt te zyn; alzo men het voor
den jaare 1670, volgens S o u t h a l d , in Engeland
naauwlyks heeft gezien. Het was in I*
talie van ouds reeds zeer bekend (*> PLAp-
t ü s noemde het een foort van Leeuwen en
A r i s t o p h a n e s Korinthifche Slangen of
Serpenten, wegens hun fteeken o f byten. In
de nieuwe Wereld is'het ook gantfch niet ongewoon.
T e Lima in Peru worden dë Weegluizen
, benevens de Vlooijen en Muggen, aangemerkt
een groote Plaag te zyn.
De Weegluizen vlieden het L ich t, en houden
zig over dag verholen, kruipende by nagt
uit haare fchuilhoeken , om in de flaap den
Menfch aan te tallen, en doende hem dikwils
daar door ontwaaken. Zy befchadigen die Lig-
haamsdeelen, welke bloot leggen, gelyk het
Aangezigt en de Handen, allermeelt;. doch zy
maaken , even als de Muggen en Vlooijen,
veel onderfcheid, wie zy aanranden; laatende
fommige Menfchen, ik weet niet waarom, ongemoeid.
Sommigen hebben de reden daar van
gezogt in de hardheid van de Huid, en het iss
zeker , dat zodanige Menfchen minder aandoening
hebben van hun byten. Anders is het reizen
in deheete Lauden, by Zomer, wegen?
het flaapen in de Herbergen, niet minder lastig,
(*) M a k t i a i i s , fpreekende van N e s t o r , die
gig arm veinsde te zyn , zegt :
Ute tega3 nee fee»s eft, nee tritas Cimice le&us.
t ig , dan wegens de Muggen: want. beiderley v .
Infekten zyn ten uiterfte Bloeddorflig, en de
Weegluizen veroorzaaken groote Puiflen die H oofdI
bovendien het Aangezigt zeer ontfieren, voor- stuk.
al wanneer men, wegens de Jeukt, zigkraauwt rVlt&lms*
op de gebeten plaats. Dus vindt men’e r , voor
wien een enkele Weegluis een Plaag is; ter-
wyl anderen geruftelyk de nagt doorbrengen,
in ’t midden van een Legioen , om zo te fpree-
ken, van deeze Infekten , zonder hinder te
hebben van derzelver beet o f flank.
Het is voor ’t Menfchdom een geluk, dat Geftait»
deeze vuile Schepzels ongevleugeld zyn. Sommigen,
egtef, willen, dat zy Wieken krygen:
doch dit fluk zou nader bewys vereifchen (*).
Haare Geflalte is rond en plat; de Kleur donker
o f bruinrood; de zelfflandigheid zeer week,
zo dat menze gemakkelyk kan verpletteren.
By naauwkeurïge befchouwing vindt men haar
Ko p , op zyde , voorzien met twee bruine
Oogjes , van vooren met twee Hoorntjes
o f Sprieten, ieder uit drie Leedjes beflaande;
van onderen met eene Snuit, die in de ftaac
van rulle , of als zy niet werkt, omgeboogen
i s , onder de Borfl, tufïchen de twee Voorpoo*
ten.
(* ) Do&or S c o p o l i zegt onbelchtoomd, datdeWeeg-
luizen, in Karniolie, ook gevleugeld voorkomen, vliegende
by nagt de Huizen in, In Carniolia velatilit ctiam eccurrit,
r.ollu domibus involans. Dit zyn zyne Woorden Entomol. Car«
mol. p, J2ï. Men kan niét zeggen, dar het iets tegenftrydig*
influit; doch het is te verwonderen, dat wy de zulken, hiel
te Lande, dan ook niet eens ontmoeten.
I, Deel. x . Stuk, X 4