V. wierdt dus een volmaakt Infekt, bekwaam tot
xxxfv de Voortteeling; gelyk bleek, dewyl hy den
H oofd- volgenden avond za g , dat zy twee joDge Plant-
STUK- 1 luizen geworpen hadt. Den 2 Juny bragt zy
’er, voor zyn Oogen, tien voort; den 3 zeven ,
den 4 wederom tien, den 5 agt, den 6 vyf:
hebbende dus, in zes Dagen, meer dan veertig
Kinderen gebaard. Hier mede hieldt zy da-
gelyks aan, tot den 2 1 , en dus drie Weeken
lang; zynde het getal der jonge Plantluizen,
door deeze eene, in die tyd , vooregebragt,
op v y f naa honderd geweefl.
Uit deeze Waarneemingen bleek Ban, dat
een Plantluis, zonder Paaring o f Bevrugting,
kon voortteelen: doch het was, tot dien tyd
toe, de eenigfle Waarneerqing van dien aart:
:' . '' weshalve door de Akademie der Weetenfchap-
pen van Parys, aan welke de Heer R e a u -
m u r den Brief van B o n n e t , op den 13 Ju-
ly van dat Jaar, voorlas, noodig geoordeeld
werdt, die Proefneeming te herhaalen; gelyk
dit niet alleen door B o n n e t ze lf, maar ook
door den Heer B a z i n te Straatsburg, door
T r e m b l e y en L y o n n e t , in Holland,
gedaan werdt. Deeze namen byzondere Soorten
van Plantluizen} en gebruikten verfcheider-
ley manieren en middelen, om zig te verzekeren,
dat een Plantluis, die, op *t oogenblik
der Geboorte afgezonderd werdt van haare
Moêr, en vervolgens geleefd hadt zonder Ge-
meenfehap met eenige andere Plantluis, niettetemin
vrugtbaar wierd. Om kort te gaan, alle V.
hunne Froefneemingen zyn , in dit opzigt, van xx^V**
den zelfde uitdag geweefl:, en hebben de ge- Hoofd-
melde Wonderfpreuk beveftigd. stuk.
Her is den onderzoekeren der Natuur niet Manier van
ongewoon, dat z y , in de nafpooriDg van het
eene, ook iets anders vinden: ten minde werdt,
by deeze gelegenheid, ontdekt, dat fommige
Plantluizen zeer teder zyn. Schoon z y , in ’t
algemeen gefproken, byna geduurig ftil zitten
; heeft men ’er nogtans, die van loopen
houden, en de Wandelingen, die zy doen,
hoe klein ook , zyn dikwils doodelyk voor de
genen, welke men opgedooten heeft. Deeze,
naamelyk, zwakkerzynde, zohetfchynt, dan
die zig in de open Lugt bevinden, vallen fom-
tyds van het Blad a f, en deeze Val brengt haar
dikwils in gevaar; vooral indien zy vallen op
Lighaamen die nat gemaakt zyn door het Water,
dat mee onvermydelyk gebruiken moet,
om de Takjes en Bladeren, waar op zy lee-
ven, niet te doen verflenzen. In ’t Water vallende
is haar dood onvermydelyk. Men ziet
daar uit, welk eene zorgvuldigheid ’er noodig
is tot Waarneemingen van dien aart, en dat
men met reden daar toe zodanige Plantluizen
uitkieft, die in korten tyd tot volwaflenheid
komen; gelyk die van de Maankoppen f , wel- f papavtr
ke maar agt, en dikwils maar zeven Dagen,
daar toe noodig hebben. De Heer B a z i n
hadt zodanigen genomen, die hy op een Blad
I. Deel . x . stuk. B b 4 zet.