V.
A fdeel.
XXXV.
H oofdstuk.
hecht die zig aan een Blad en blyft daar on»*
bewoogen, totdat, na verloop van eenigeDagen
, het Vliegje uit deeze Pop voortkomt, als
uit een Scheede. In de Maanden Mey en Juny
gefchiedt deeze laatfte Geftaltewiffeling.
Het Inlèkt is, in de flaat van volmaaktheid,
van boven bruin, van onderen groenagtig: het
heeft de Sprieten bruin, dik, Haairig, omtrent
een derde langer dan het Borftftuk. De Poo-
ten zyn geelagtig. De Wieken zyn groot,
eens zo lang dan het Agterlyf, en leggen vlak,
doch een weinig afloopende; zo dat zy te fa-
men een redelyk fcherpe, Dakswyze, rug maa-
ken. Zy z y n , inzonderheid naar 't end toe,
getekend met bruine Adertjes. De Snuit heeft
haaren oorfprong aan het on der (le gedeelte
van het Borftftuk, tuflchen het eerfte en tweede
paar Pooten. Deeze Infekten fpringen, en
worden daarom van R e a ü m u r tot de Springende
Vliegjes betrokken.
G e o F F r o y , d ie , in navolging van gemel-
den Heer, de Vlooijen van den Vygeboora aldus
befchryft, heeft bovendien ook die van de
Palm, van de Elzen, Elïchen, Denne- en Pyn-
boomen, enz: dus in ’t geheel negen Soorten
o f Verfcheidenheden van dit Geflagt, omftreeks
Pary3, gevonden.
XXXVI. HOOFDX
X X V I. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagt der S c h i l d l u i z
e n , dus wegens de Gejlalte genaamd , waar
onder de Scharlaken - Befiën , het Poolfch
Grein, en de Conchenilje, als wezentlyke Infekten
geweejl zynde , hegreepen worden.
Dat ik den naam van S c h i l d l u i z e n
geef aan deeze Infekten, is om dat de
W y fje s , in veele Soorten, als met een Schild
gedekt zyn. Jong zynde , loopen dezelven
langs de Boomen o f Planten, maar, ten einde
van eenigen tyd , zetten z y zig op deeze
o f gene plaats v a ft, e n , de ringen van hun
L y f verdwynende, vertioonen zy zig als Dek-
zels o f Schilden , en neemen, door uitzwelling
, de figuur aan van Uitwafien o f Galletjes;
weshalve zy ook van veelen Gall-Infek-
ten genoemd worden. Die bekleedzels zyn een
foort van Doppen, welke tot huisvefting dienen
van de Eijertjes o f Jongen deezer Diertjes
, en dewyl zy zig in fomffligen als Befiën
vertoonen, heeft L i n n ^e u s haar begreepen
onder den Geilagtnaam Coccus, die anders, in
*t byzonder, aan fommige. Soorten, welke tot
Verwftof in gebruik z y n , gegeven wordt. De
Scharlaken-Befiën, by voorbeeld, hetPoolfche
Grein, de ConcheDilje. ze lv e, die egter deeze
F f 2 ver-
V .
A fd e e l .
XXXVJ.
H oofdstuk.
Naam.
I. Deel. X. Stu k,