/
» e M e e r . - T o r r e n . 59
jnen de Meel - Torren wel overeen, In de ge.
zoomdhejd van het Borftftuk, doch verfchil-
len van fommigen door het uitfteeken van den
Kop , dien zy niet , gelyk de Schildpadjes,
Schilddraagers, en veele Torretjes, daar onder
bedekt hebben , ó f uitrekken en verbergen
kunnen. Hun Borftftuk is ook niet plat,
gelyk in de Aard-Torren , maar een weinig
verhevenrond; de Dekfchilden zyn zo fly f niet
en ongezoomd. De figuur der Sprieten, die
als uit Kraaien, aan een Draad gereegen, famen-
gefteld z y n , met het uiterfte Leedje rondagtig;
onderfcheidtze ook van andere Geflagten. Men
kan hier byvoegen, dat ’er v y f Leedjes zyn
in de Voeten van het eerfte en tweede Paar,
en maar vier in die der Agterpooten ; het welk
ook in de Spaanfche Vliegen en Aardvlooijen,
doch in weinig anderen, plaats heeft. D e by-
zonderheid van de Dekfchilden aan één gegroeid
en geen Vleugelen daar onder te hebben
, is niet algemeen.
’ t Getal der Soorten van dit Geflagt is by
L i n n je u s veertien, waar onder eenige Uit-
heemfche, en de v y f laatften, volgens hem,
ongevleugeld.
( 1 ) Meel-Tor die geheel donker Iruin is.
D e
(*) Tenebrio niger totus. Syfl. Nat,Ti. Gen. I87. Mordella
Antennarum articulis lentifoimibus , ultimo globofo, Faun.
Suec. 547. F r i s c h . In/, l i l , p. i. T. i.
I. Deel , X. Stu k.
V.
A fdeel,
XXI.
Hoofd .
STUK.
Soorten,
I.
Mtlitar.
Meel-Tor,