V.
A fdéei*, xxvir.
H oofd*
stuk.
Voorttee*
ling.
* Penis
Het Ey.
Fig. 13.
het Agterlyf aan ’ t end rond. Hier door zaj
hy het Masker .verdaan van deeze Infekten ,
die ook ee'nige Verandering o f Geftaltewiflfë-
ling ondergaan ; gelyk wy thans zullen be-
fchouwen.
Het Masker der Kakkerlakken Verfchilt, eg-
t e r , weinig van het volmaakte Ihfekt, daü
daarin , dat het in ’t geheel geen Vleugelen
heeft. Na de vierde Vervelling ziet men die
van het Mannetje regt uitgebreid. Ieder reis
komt het L y f, Sneeuwwit, uit de afgelegde zwarte
Huid te voorfcbyn, wordende eerft roodag-
tig , dan allengs bruiner, en eindelyk fomtyds
geheel zwart. Het Mannetje heeft de witte
Schaft* altoos een weinig tot het L y f uitftee-
kende, en de eigenfchap van het W y fje , in
het Eijerleggen, is zeer zonderling. Hetzelve
draagt haar E y , na dat het in haar L y f tot volmaaktheid
gekomen is , lang met zig om in de
Geboorte ; dat vervolgens een weinig uitge-
fchooven wordt, zynde in ’ t eerfl: wit, doch
het uitpuilende gedeelte Roozekleur, en wordende
allengs Kaftanje-bruin.
” Wanneer dit Ey een der grootlleD is, die
,, omtrent een half Duim lang vallen, dan heeft
„ het aan de zyde eenen fcherpen uitfteekendé
si Rand van agttien Tanden, zegt F r i s c i ï ,
i, en agt ovaal roDde Plooijen, tüflchen wel-
„ ken wederom zes ftreepen zyn. Deeze Tan-
„ den dienen, op dat-de Leg met haar bovenfte
„ gedeelte het Ey zo veel te beter vafl: zon
j) kun-
■n kunnen houden, het welk geduurig, even
„ als met dergelyke getande Raderen gefchiedt,
„ een Tand of Plooy verder uitfchiet, totdat
„ het twee derde deelen bloot gekomen is*
„ Zo dra het dan , aldus, in de Lugt genoeg-
„ zaame hardheid gekreegen heeft, laaten zy
„ het vallen, en fchuiven, met de Agterpoo-
, , ten, de Klepjes van'de Leg weder famen, die
, , verder met de fpitzige Stekels, welke aaa
„ de leden o f gewrichten der Pooten z y n ,
„ fchoon afveegende (*). Geen van beiden
„ wordt ouder dan een Jaar, en het Wyfje
,, kan naauwlyks alle Wecken zulk een E y
„ tot rypheid brengen; maar, dewyldeVoort-
„ teeling het geheele jaar door gefchiedt, zo
, , is de vermenigvuldiging van dit fchadelyke
„ Infekt fterk genoeg” . W y hebben de na*
tuurlyke Afbeelding van zulk een E y , ia Figé
33. hier nevens gevoegd.
Men verbeeldt z ig , in ’t algemeen, dat de
Kakkerlakken voor 5t Licht fchuuw zyn , feu
de Ondervinding leert , dat zy daar voor
vlugten : weshalve men dezelven noemt Liici*
fuga. Ook zou men mogen denken , dat zy j
door geduurig Licht in de Vertrekken te hou*
den, daaruit te weeren waren: doch F r i s c h
heeft
(*). Er i ï CH fchynt te ftellen$ dat uit ieder Ey maar
éen Jong komt; doch behalve dat wy het tegendeel meenen
bèvonden ts hebben, door die» de Eijeren in Kamertjes of
Hfokjes zyn verdeeld: zo is het ook, wegens de grootte vat] ■
het Ey j wat ongelooflyk.
I. Deel, X. stuk, |
V.
Afdeel.
XXVIh
Hoofd*
STOK.