424 B b s c -h r y v i n ö van
V. OFFROY zegt, dat by onder zyfie Plantluizen
2ütXIVJ* van deD E5keboom» die van KIeur zwart*bruiQ
H oofd, waren, geen gevleugelde gevonden hadt
stuk. Gemelde Heer deeze Plantluizen, die een
zonderlinge fterke Reuk hadden, met een Vergrootglas
befchouwende , bevondt, dat die af-
gefleeten Hoorntjes o f Cirkelswyze randjes niet
open waren , en dus onbekwaam om het Vogt
uit te werpen, dat naar Honig zweemt. Zy
doen zulks, zegt h y , door het Fondament,
even als de Plantluis van het Paapenhout, daar
f zie b la d z , ik de Hiftorie van befchreeven heb f : te wee«
ten met het agterfte om hoog té ligten, en haar
agterfte Pooten te beweegen. Hy bevondt
.ook, in deeze groote Plantluizen, dat de Leg
onder het Aarsgat, en daar van verfchillende
was.
„ Het is niet zo gemakkelyk (vervolgt h y ,)
„ als men zig wel mögt verbeelden, om van
,, deeze Infekten, fchoon op Takken, dieby-
„ r.a kaal z y n , by een verzameld, en ter be-
„ kwaame hoogte voor ’t Gezigt , de zodani-
,, gen af te zonderen, die men wil waarnee-
„ men. Ten dien einde is men genoodzaakt
M een Leger te verdryven van groote Mieren ,
„ die dezelven aan alle kanten omringen, en
„ naar ’t Aangezigt druppels zenden van een
, , bytend Water, ’t welk daar op de zelfde
, , indrukkiDg maakt, als zeer kleine Naaldjes
„ doen
(* ) Hiß. des In/, env, Paris. TOM. I. p.
d e P l a n t l u i z e n . 425
„ doen zouden. Wanneer men zig eenigeo V.
„ tyd verledigt, om de Takken des Likebooms, ^xxiv^
„ dus met onze groote Plantluizen en Mieren Hoofd-
’ ’ bedekt, te bckyken, zal men een zeer ver- STüK*
,, maakclyk Schouwfpel zien. Men zal eeni-
„ gen van deeze Plantluizen, als ’ t ware , de
„ Mieren zien. willen beletten haar agterfte
„ te naderen : men zal ze haar L y f beurtlings,
„ en zeer vlug, dan over deneenen, dan over
„ den anderen kant, zien fmycen, terwyl zy
„ alleenlyk op de Voorpooten ruften; vervol-
,, gens haar agterfte zeer hoog opbgtende , en
„ met alle haar kragten tegen de Mieren aan-
„ ftootende. Op dergelyke manier zal menze
,, met pleizier zien balanceeren , om haarSnuit-
,,, je uit de Schors te wrikken.
(20) Plantluis der Eiken, met een zeer lange Xx.
3 * Qüfrcus.
Snuit. - ^an_
ge Snuit.
De Heer B o n n e t hadt, onder de Plant- n. r.xxxu.
luizen van den Eikeboom, nooit gevonden met s
een zo lang Snuitje, als die, welke de Heer
R e A u M u r by fterke vergrooting af beeldt,
om de zonderlinge gefteldheid van de Snuit dee-
zer Infekten te verklaaren. Dezelve is, infom«
migen van deeze Soort, die onder de Baft der
Eiken, en ook van andere Boomen, in Vrankryk
leeven, z& oVermaatig lang, dat het end, wanneer
(20) AphisQuercus, Proboscide longiflima. AEAUM.. In/.
XII. T. as. f.
X, Deel. X. Stuk. D d 5