Q34 BES CHRT VING VAN
V. (56) Springhaan , die bet Borjijluk gekruijl
vvxmr* , de Dekschilden Wolkig met een
Hoofd- langwerpige witte Jlip aan de tippen.
STUK.
■Lvu Deeze onthoudt zig in de Velden, in Swee-
Tweevkk-’ den. 1®.» 20 we^ al* de volgende, zo klein
k‘£e* niet als de voorgaande twee.
Lvii, ( 57) Springhaan, die bet Borjlftuk gekruijl t
bet L y f ros, de Dekfcbilden uit den gr aanwen
, de Sprieten eenigermaate geknodjl
beeft.
Men heeft een dergelyke Soort als deeze,
welke de Sprieten met Knopjes gelyk die der
Dagkapellen, doch aan de tippen een weinig
fpits h e e ft, ook in Karniolie gevonden. De
Heer G r o n o v iu s tekent dezelve aan, als
een der Infekten van Nederland.
Lvin. (58) Springhaan, die de Dyën Bloedklewrig, de
B o n t e T * Dekfcbilden uit den groenen, rosagtig, de
Sprieten cylindrifch beeft.
Men kan deezen naauwlyks den Bynaam
geeven van Grooten , hoewel het een der groo.t-
(;S) G r y llu s L o c u f t a , T h o r a c e c r u c i a t o , E iy t r is n é b u lo lï s
p u n f t o o b lo n g o a lb o v e r f iis a p ic e s . Syjl, Nat. X .
( 5 7 ) G r y llu s L o c u f t a , T h o r a c e c r u c i a t o , C o rp o r e r u f o ,
E iy t r i s g r i f e i s , A n t e n n i s fu b c la v a t is . Syjl. Nat, X . G r y llu s
A n t e n n i s fu b c la v a t is a c u t is . Faun. Suec. 629.
(ss) G r y l lu s L o c u f t a , F em o r ib u s f a n g u in e i s , E iy t r is v i r e s ,
c e n t i - fu b r u f t s , A n t e n n is c y lin d r ic is . faun. Suec. 6 2 7 .
v E S V U I N O H A A N E N. S135
flen is van de Sweedfche Springbaanen; om V.
dat ’er zo ongelyk grooter zyn , en Grove ot XXvm ,
Qroflyvige luidt wat zeldzaam: des noem ik H o o f d -
hemde Bonte, en mooglyk is het die, welke STÜ1C*
pien ook genoegzaam overvloedig vindt in onze
Graslanden , op dropge Zandgronden. Dat
dezelve dien Bynaam verdient, zal blykén uit
de volgende belchryving van onzen Ridder.
Deeze is bleeker dan de overigen en heeft
de Dyën van onderen donker rood, den Buik
van onderen groen-geel, de Dekfchilden bleekg
e e l, inzonderheid aan den voorden rand,
verder Netswyze gefchakeerd, gelykerwys de
Vleugelen. De Sprieten , die rolrond z y n ,
beftaan uit vierentwintig Leedjes. De agterfte
Schenkels zyn zwart met witte Tandjes, en
loopen uit in vier Klaauwtjes, boven en behalve
die der Voeten. De agterfte Dyën zyn,
aan den onderkant, rood. Het geheele Infekt
z ie t , van boven, uit den bruinen, hebbende de
fpits van ’tBorlïftuk, tuffehen de Voorpooteu,
geelagtig. . .
De Heer G e o f f r o y heeft de Afbeelding B lo e d k le a «
van een Springhaan, omftreeks Parys voorko-rige*
mende, daar hy den naam aan geeft van de
Bloêdkleurige C*j); betrekkende, daar toe, niet
alleen deeze Soort van L i n n j e d s , maar ook
die, welken R o e s e l onder de kleine Spring.
haant-
L e C r iq u e t e n fa n g la n té . Hifi, des Inf. env. Paris.
T o m . 1. p . 394-
I. De e l , X. Stu k ,