V. draagers, zo als wy dezelven gedroogd heb-
A fdeel. ^en. z j e hier zyne befchryving van dit In-
XXX.
H oofd- fekt{*J.
stuk. De Kop is , . van het Borftdak af gerekend
faTtr*' tot daar de lantaarn begint, zeer kort en niet
langer dan de breedte, die een Ring van ’t L y f
heeft: maar, als men de Lantaarn neemt voor
een deel van den K o p , zo is de Kop wel zo
lang als ’t L y f , hebbende aan het begin een
foort van Bult en aan ’t end rond uitloopende.
De Lantaarn is Olyfkleur, maar met eenige
bruine Screepen en Vlakken, als ook met*rood-
agtige Streepen en Knobbeltjes, pp zyde zo
wel als van onderen. Deeze Lantaarn vindt
men , van binnen , geheel hol. Aan hlaar begin
is , op ieder zyde , een Hetswys’ Oog,
roodagtig van Kleur, geplaatft in een Schulp,
agtig holletje, dat van onderen halfmaanswy-
ze is uitgefneeden. Een weinig laager, op,
die zelfde Vlakte, is een kleiner halve B o l,
ruuw van Oppervlakte, welke in de Afbeeldingen
van Juffr. M e r i a n niet gebragt is.
Tuffchen beiden vindt men een byna Cylin-
drifch Tepeltje. De hovende Wieken zyn
van eene verwelkte Olyfkleur ( f ) , met bruin
e Vlakjes en wit gedippcld: de onderde, een
weinig meer doorfchynende, en korter, doch
tévens breeder» hebben de fierlyke tekening
van
( * ) Mem. fur les Inf. TOM; V . I . Part. Amft. 1742.
p. z+? .
( t ) L e couleur «Tune Olive pochetée,
van een groot Oog, gelykende eenigermaate V.
naar die van Paauwe Vederen , het helderde
AAA*
Olyfkleur', het bruine KofFykleur getekend. Hoofd-
De gedalte en grootte blykt duidelyk ge- ïTUfC*
noeg uit onze Afbeelding,’ die naar een zoda-
nig Infekt, dat taamelyk compleet bewaard Geftalte.
w a s , is gemaakt. De Kleuren z y n , in de
genen, die wy hebben, ook, op ver naa, zo
hoog en fchoon niet als in de Afbeeldingen van
M e r i a n , of van R o e s e l , welke, gelyk
zy in de Eerde Uitgaave van zyn Werk gekleurd
z y n , zyn eigen befchryving vry veel
overtreffen. De Grond van de Lantaarn is ,
volgens zyne befchryving, glanzig bleek Olyfkleur
, en in de Afbeelding bleek geel; die der
vier Wieken verblikt , dat is verbleekt o f ver-
fchooten geel ( * ) : daar de Grondkleur, ten
minde in de Eerde Afbeelding, my voorkomt
wel hoog.geel te zyn. Voorts heb ik de roo-
de Vlakken en Streepen nooit op deeze Infèk-
ten zo hoog en fchoon gezien : doch het kan
z y n , als gezegd i s , dat dezelven z ig , in *t
Leven, veel fraaijer vertoonen ( f ) .
Wat
c*) |È| 3um sauntt ritte ahjjcfcïjoffene set&e
fatbe fuïjten. bi. 134.
(4 ) Volgens de befchryvingwelke Monfr. F e r m i ï? ,
dié als Apotheker in Suriname gewoond en aldaar, zo zyn
Ed. meldt, Waarneemingen in ’t werk gefield heeft, ons
van. den Lantaarndraager geeft, zou de Kleur niet fraaijee
zyn, dan van de Onzen: doch het fchynt, dat zyn Ed. di«
befchryving uit R e a u m u r , en zelfs, doo*. overhaafting of
I. DEEL X. STUK. Q . 4 an’