b ed , tweeen-veertig Soorten van Cicaden aan- v .
getekend. A fdeel.
XXX.
E E R S T E - A R T I K E L ,
N O C T I L U C M . Lantaarndraagers,
Met den Kop van vooren uitgerekt tot
een langwerpige Blaas.
( 0 Lantaarndraager, die regt voor aan den r;
Kop een Omale Tromp beeft; de Vleu•
• gels bleekbruin, de agterjien met Oogjes. Laternari**
De Heer R e a ü m u r oordeelde dat dit In-
fekt, van wégen het Snuitje welk hetzelve eq«
der aan het Bprftftuk, agterwaards omgeboo-
gen, heeft, gebragt moeft worden tot de Pro.
Cigales o f naar Cicaden zweemende Infekten,
Hy heeft ’er onderzogt, die van Cayenne te
Parys gebragt waren, zynde, volgens de A f.
bedding, welke hy ’er van geeft, met onze
Surinaamfche byna overeenkomftig. De Kleur,
egter, fchynt merkelyk verfchild te hebben,
van die, welke in ’ t Werk van Juffrouw M e-
i a n , en door R o e s e l is gebruikt; komen-
'df nader overeen met die van onze Lantaarn.
draa-
( 0 Cicada fronte roftrata ovali r e d i , Alis Itvidis, pofti-
cis oceHatis, Syft. Nat. X. Gen, i9S. Cucnjus Pemvianus,
G k ew. Muf. i js. t . 13, Laternaria, M e r i a n . Sur. T.
+*■ REAüM< lnf ' V. T, 20. % 6 ,7 , ROES. Inf. IJL
Qrylt. T. 28, tg,
x. mm x . stük o o