V. kleiner foort, die byna ftil zitten; debovenfte
XXXIv' u'c menige grootere, hier en daar op dezelven
Hoofd, verfpreid , door welken de anderen zyn df
-STüK. worden voortgebragt. Ter langte van verfchei-
de Duimen, |a van een Voet .of meer, zyn] dik-
wils de jonge Spruiten van de Vlier, o f de
Toppen der Boeren-Boonen, bekleed met een
Verzameling van zodanige Infekten.
z y zuigen Indien men op deeze Plant- o f Boomluizen
dcriantax' aë t gcef t » zonder het Gewas merkelyk te be-
weegen, of te fchudden, is het, als o f z y
niets uitvoerden ; doch middelerwyl houden zy
zig bézig, met het gene dient tot haar beftaan.
De Natuur heeft haar, zo wel als de Wantfen,
voorzien meteen fyn Snuitje* dat in eenigen
langer en zigtbaarder, in anderen fyner en
korter is; doch ’t welke zy allen hebben, en
waar mede z y , in de Steelen o f Bladen boo-
rende, het Sap daar uit zuigen tot haar Voed-
. zei. De endjes van zodanige Snuitjes, die dan
afgebroken moeten zyn , kan men fomtyds,
met een Vergrootglas, in de Takjes o f Steeltjes
vinden zitten , waar op z y geaaft hebben.
In eenige Soorten kunnen die Werktuigen uit
en in gefchooven worden , even als fommige
Verrekykers. Onder ’t gaan, legt dit Snuitje ,
dat in veelen de langte ongevaar van een derde
o f van de helft van \ Lighaam heeft, van onderen
tegen het Borftftuk en den Buik aan,
Veele Gewalïen fchynen niets te lyden door
het zuigen van deeze Infekten. De Takjes
van