V. Deeze Infekten fpringen door middel van
XXVin de AScerpooten, die zeer fterk en veel langer
Hoofd- ’ daQ de Voorpooten zyns z y zyn in ’ t loopen
stuk. log doch caamelyk vlug in ’t vliegen. Hunne
W y fje s leggen de Eyeren in den Grond,met
haare L e g , welke de gemelde Dagger is , daar
in te fteeken. Het E y , naamelyk, glipt tus-
fchen de twee gedagte Plaatjes door. Het getal
der Eyeren, die zy op eensleggen, is vry groot,
en dezelven, door een dun Vlies te famen gevoegd
, maaken een Soort van Tros uit, Dë
Jongen, daar uit voortkomende, zweemen vol-
maakt naar de Ouden, doch hebben, in plaats
van Dekfchilden, vier Knobbeltjes o f Stomp,
je s , waar uit de Wieken voortkomen moeten;
gelyk by de laafte Vervelling gefchiedt, eved
als in de Krekelen.
Herkaau* Het Voedzel der Springhaanen is Gras, Krui-
wins' den en Boombladeren. Z y weeteD, zo wel
als ’t V e e , het Iekkerftete verkiezen, en, de-
wyl zy een driedubbele Maag hebben, zo
wel als de Krekels, worden zy van fommigen
geteld onder de Herkaauwende Dieren. S w a m -
m e r d a m heeft, in zyne naauwkeurige onderzoekingen
,aan dit ftuk niet getwyfeld; want dat '
gedeelte van de Maag, ’t welk men het Boek
noemt,en tot geen ander einde fchynt te kun-
' nen dienen, is in derzelver Ingewanden, zegt
h y , over kennelyk. Ook verbeeldde , hy zig
zelfs die werking, in hun, met zyn Oogcn gezien
te hebbenj dat wel mooglyk is ; want
een
een Springhaan, inzonderheid deeze groene, V.
zegt F r i s c h , is zeer taay van Leven; hy x x vn i*
hadt ’er alle Ingewanden uitgenomen, en het H oofd-*
Dier kroop nog voort, een Etmaal lang, stuk.
Aan de Zwelgpyp Balg o f eerfte Maag, waar
in de Spyze zig vergadert, vo lg t, in deeze ingewanden,
Infekten, de eigentlyke Maag, die van binnen
[met groefjes en plooi jen is ; vervolgens
twee aanhangzels o f holligheden die men voor
de derde Maag neemt en eindelyk het Gedarm-
te. Deeze deelen z yn , uit de volgende Soort,
door R o e s e l naauwkeurig afgebeeld, die het
herkaauwen der Springhaanen egtep niet waar.
fchynlyk fielt (*). Men vindt door de geheele
holligheid van ’t Agterlyf Lugtbuisjes verfpreid ,
tuffehen welken een menigte Vaatjes loopen
van Smaragd - kleur, die mooglyk het groene
Sap der Kruiden door het Lighaam brengen.
De Köp is met een zonderling Gebit voorzien;
hebbende den Bek gedekt met een foort van
uitfpringend Schild, dat beweeglyk is en voorzien
van twee Kaaken met bruine, fcherpe,
aan ’t end kromme Tandjes, en van binnen
een dikke roodagtige Tong aan de Onderkaak,
die breed en rond i s , gehecht. Ook i s , naby
de Kaaken, een groenagtig,- Haairig Baardje
dat
(*) De Paftoor'L E s se r beweert, dat uit het XI. Ka-
pittel van Levitkus zou blyken, hoe de Springhaanen herkaauwen
: doch de Heer I ï o n n e t toont met reden aan,
dat het daar niet uit blykt. Zie Tom, H, pag. s*.
I . X, Stu k,