V. Ligufter, Kamperfolie, Vlier, Popelieren, Es-
i t x n 11" ^clien en andere Boomen. De Bladen, egter,
H oofd* van de Syringen en Ligufter, alsook der Es-
sïuk. fchen, fchynen zy meelt te beminnen, knaa-
p Ê g f/ie gende dezelven aan de kant a f, even of zy gekarteld
waren. P a ulus H e em Anno s verzekert,
dat hy een ouden Effchenboom daar
door heeft zien fterven.
Wat hier van z y , ’t is zeker dat deeze In-
fekten , gelykerwys de Springhaaneh, zig
troepswyze van de eene naar de andere plaats
begeeven en waarfchynlyk van ’t Zuiden
.Noordwaards verfpreiden. In de yerzamelin-
gen van de Leden der Keizerlyke Akademïe,
worden twee Waarneemingen bygebragt, die
zulks beveiligen. De eene is van Doktor
L a c hmu n d ', die verhaalt, dat men in ’t
jaar 1667, in de Maand Juny, omftreeks de
Stad Hildesheim een zo groote veelheid van
Spaanfche Vliegen hadt, dat alle de Wilge?
hoornen ’er vol van waren. De andere is van
Doktor C h a r l e s , die ons berigt geeft, hoe
in de Maand Mey van ’t jaar 1685, met een
heldere Lugt en zagt Weer, een groote Wolk
van zulke lnfekten in zyne nabuurlchap zig
nederzetten kwam op eenen enkelen Ligufter-
boom, die door hun t’eenemaal van Bladen
beroofd werdt, zonder de Bloemen'te befcha-
digen. Deeze twee Doktoren voegen ’er by,
hoe het een oud denkbeeld is , onder ’t Ge-
meene Volk in Duitfchland verfpreid, dat ’er
at*
alle zeven Jaaren een overvloed komt van
Spaanfche Vliegen, ’t Is z e k e r , dat z y ’er
fomtyds in zulk een veelheid komen, dat zy
in de Lugt zig als een zwerm Byën verwonen.
Daar zy alsdan nedervallen, verfpreidt
gig, tot een taamelyken afftand, de onaange-
naame Reuk, die hun zelfs kenbaar maakt,
wannber menze opzoekt, om te vangen; dat
beft gefchieden kan tegen ’t ondergaan van
de Z o d .
De Spaanfche Vliegen, wier gedaante onze
Afbeelding wederom, naar het natuurlyk Voorwerp
gemaakt, vertoont, zyn ongemeen ver-
fchillende in grootte. Omftreeks Parys vindt
menze van een derde tot drie vierden Duims,
ja fomtyds byna een Duim lang. De Kleur is
ook niet altoos geheel groen o f zeer groen;
maar fomwylen zeer Goudglanzig o f ook met
Hemelfchblaauw gemengeld; doch fteeds zeer
fraay en bevallig voor ’t Gezigt. Het Vergrootglas
, evenwel, ontdekt, dat de Dek-
fchilden fyn geftreept zyn, en het Borftftuk
Sagrynagtig geftippeld. De Kop, zo wel als
de Borft .van onderen, is eenigermaate Haairig
ruig. De Sprieten zyn zwart. Dit Infekt
heeft harde Dekfchilden, gelyk de Torren.
Aan de voor- en middelpooten zyn ieder vyf ,
aan de agterpooten alleen vier Leedjes, gelyk
in deMeel-Torren, en ook in de overigen van
die Geflagt, plaats heeft.
Men beeft, vanouds, dergelyke Vliegen, als
1. Deel. x. Stuk dee*
V .
A fdeel.
XXII.
Hoofdstu
k .
Spaanfche
pTicg.
Geftaltff.
pi.Lxxvm.
Tig. 6.