y .
A fdeel.
XXVIII.
H oofdstu
k ,
Wormen
daar in.
XXXVIII.
Jfierrueiverus.
Bonte.
De groene Springhaanen worden fomtydé
zeer dik van Buik , en, als men hun opent 4
komen zekere witte XVormpjes, van dunte als
een Naald, doch fommigen tot zeven Duim
lang, als Darmen, daar uit dringen , zittende
buiten de Ingewanden, Ook vindt men ’er,
fomtyds, even als in de Rupfen, Wormen in
van Vliegen, die ’er niet alleen in groeijen,
maar zelfs in Popjes veranderen, zynde in de
Buik van den Springhaan zwart, doch daar uit
genomen wordenze graauw, en ’ er kruipt ver-
volgens uit ieder een Vlieg. In de andere
Soort hadt hy zodanigen niet gevonden, fchoon
een menigte daar van door hem geopend wa*
re. Hy bevondt dat deeze Infekten eerft in
de Groenen kwamen, na derzelver Legtyd,
en dus tegen dat zy fterven moeften: het welk
een voorzorg fcheen te zyn van den alwyzen
Schepper, om deeze Soort van Springhaanen ?
die na de dood afgryzelyk Hinken, ipoediger
te doen vergaan.
#
(38) Sabel - Springhaan, die het Borfijluk effen
en omrent vierkant heeft, de Wieken
groen met bruin gevlakt, de Sprieten
Borftelagtig en zo lang als *t Lyf.
Men
( jg ) Gryllas Tettigonia, Thorace fubquadrato kevi, Alis
Viridibus fusco maculatis, Antennis fetaceis longitudine Cor.
poris. Syfi. Nat. X. Gryllus Cauda enlïferi reftS, Corpora
fnbviridi. Fam.Suec. 6zi. It. Weflgotb. 253. Jo n s t . Inf.
T. 11, f. 1,2,3. ME RIAN. Inf T, 176, B. QJiS. Inf, II, T, #.
Men geeft den bynaam van XV ratten vree ter
aan deeze Soort van Springhaanen, om dat de
Boeren zig daar van bedienen om de Wratten
weg te krygen 1 want het Infekt knabbelt de-
zelven af o f bytze open, en braakt in de
Wonde een Vogt uit, waar door de Wrat ver-
teerd wordt, fchryft L i n n ^eus (*). Men
noemt ditlDiêkt, derhalve, inSweeden Waort-
Ut. G o e d a a r t niet alleen, maar ook H o e f-
n a g e l , M e r i a n , J o h n s t o n en ande-
ren, hebben deeze, onder den naam van Spring*
haanen, bedoeld, èn wynoemenze, tot onderscheiding
van de Groene, de Bonte i hoewel
zy ook veel kleiner zyn , en bovendien dooide
kromte van deLegpunt o f Sabel, agter aan
het L y f der W y fje s , verfchillen. Dit laatfte
doet G e o p f r o ï deeze Soort noemen Sau-
ierelle a Sabre, daar hy de andere tytelt Saü-
terelle a Coütelas ( f ).
De langce van het L y f der bonte Springhaanen
ié ongevaar een Duim, en düs maar
Üe helft van de voorgaande; doch naar evenredigheid
zyn de agterfte o f Springpooten veel
grootet dan in de Groene; des het ook daar
mede
gaande als eene Soort aangemerkt gehad (Faun. Suec. Ed I
p- 1970 en daar van komt het, dat men van zyn Ed. zegt'
Öat het Wrattenvreeten door hem aan den grooten G roent
toegefchreeven wordt. Hifi. Na,, des Aniasaux. Tom- I, pa
143. [tem B iïï. des Anim, Tom. IV. p.
(V m des Inf. Torn. 1, p. 397, 358.’
1. d é é l , t . Stuk, 2
V,
A FDEEf#
XXVIH
Hoofd*
stuk.