V,
A fDEEIj.
XXV.
H oofdstuk.
v.
Politus.
Gladde.
„ de Halskraag roode Haairtjes. De Kever,
,, die daaruit voortkomt, is bruin; zyneSprie-
,, ten beftaan uit twaalf ronde Leedjes. Het
,, L y f , van de korte Vleugelen agterwaards, is
, , donker o f Drekagtig; de Dekfcbilden zyn
„ wat helderer bruin; het Hals- of Rugfchild
„ met den Kop zwart.”
De Heer G eof fr oy verhaalt, dat deeze
Kever den Kop en het Borftftuk dof zwart
heeft; het Agterlyf insgelyks zVvart, doch op
ieder Ring twee driehoekige Vlakken, weder,
zyds eene, die door eenige vergulde Haairtjes
geformeerd worden, hoedanigen men ook van
onderen aan ’t L y f vindt. De Dekfchilden zyn
vafi Jbne doffe, roffe Kleur, gelyk ook de Poó-
ten, Voelertjes en de Sprieten, inzonderheid
by den Kop. Het Schildje, zegt h y , is geheel
zwart. Verfcheide dergelyke, van onge-
vaar een vierde Duims lang, en dus de helft
kleiner, doch ook de Dekfchilden roodagtig o f
uit den bruinen hebbende, zyn, omftreeksPa.
ry s , door hem waargenomen (*.). Men vindt-
ze meelt in de Meft.
(5 ) Roofkever die zwart is, met bet Borflfiuk
en
, (*) LeStaphylin noir: a Etuis fauves & liflès; a Etuis fau»
ves & Cojcelet ftrié; a Etuis marons poiiitillés. Ibid. p. 36*3,
36$,
( s ) Staphylinus niger Thorace Elytrisque nigricantibns ni-
tidiflimis. Syjl. Nut. X. Staphylinus niger, Thotace atjie®
nitido, Elytris aito-crerukis. Faun. Fase. 60$,
/
en de Dekfcbilden zeer glimmend zwart• . V.
astig. A fdeel»
6 ö XXV,
HoofeSLiN
NiE u s merkt aan , dar-de Kleur van ’t $tü£.
Rorftftuk en de Dekfchilden in deeze Soort
• verfchillende z y : nu eens het Borftftuk Koper-
glanzig en de Dekfchilden zwartagtig blaaüw;
nu eens beiden zwart. Het Soortelyk verfchil
beftaat, zegt hy, daar in, dat het Borftfluk tien
uitgeholde Stippen heeft, doch die naauwlyks
dan met een Vergrootglas zigtbaar zyn. In
Karniolie vondt Doktor S c o p o l i dergelyken,
doch waar in het Borftftuk van drie tot a gt,
zelden tien , zodanige indrukzelen o f putjeè
hadt. Ik heb’er een, wiens Borftftuk zó»glad
is als een Spiegel, en git zwart, doch die tevens
èen weinig ruig o f Wollig is en Afch-
graauwe banden heeft, om het L y f ; verfchillende
dus in kleinte meeft van de derde Soort.
(6) Roofkever dié ros i s , met den Kop, én »vr.
de tippen der Dekfcbilden, zó wel als bet Kofff
end van ’t Agterlyf, zwart.
DuideJyk genoeg is deeze befchryving van een
Roof kever, die vry gemeen is. G e o f f r o y
noemt hem de Geele, met den Kóp, de Dek»
fchil*
(6) Staphylinus rufus, Capite, Elytronuii Abdominisquc
poftids nigtis. Faun. Suec. 606. Staphylinus pallkle rufus 4*
Elytris coerulesccutibus , Capite & apice Abdomihis nigro,
G A ü D. Sat. jb,
I. DÉÉL; X. STUK. G 2