'v .
A fd e e l .
XXV11I.
H oofd.
stu k.
Wandelend
Blad,
vr.
Oraterias.
Gevlakt,
VII.
Precarius.
Bidder.
Pi. LXXIX.
J%. 3.
van K leur, zynde groen, geel o f Afchgraauw.
,, ” De Turken houden dit Jnfekc, dat ook
, , in Afrika is te vinden, (zegt men aldaar,)
„ voor Heilig : dewyl, wanneer zy het vin-
„ den, het hun met zyne Armen aantoont,
„ waarMocha, hun Heiligdom, gelegen is ” .
(6) Spookje dat het BorJIJluk effent de Dek-
Jchilden groen; de Vleugels meteen zwarte
Vlak, van nomen rosagtig beeft.
D e voorgaande Soort heeft het geheele L y f
groen, zo onze Autheur aanmerkt ( * ) ; dat eg-
ter merkelyk ftrydt met de Afbeeldingen van
R o e s e l , die door zyn Ed, aangehaald zyn.
Deeze is klein, zo hy getuigt, en heeft een
groote zwarte Vlak in ’t midden van de W iek ,
die met bruin Netswyze doorweven is. Men
kanze dan, met reden, Gevlakt noemen. Beide
deeze Soorten heeft de Heer B r a n d e r
in Afrika waargenomen.
(7 ) Spookje dat het Borfijiuk eenigzins ruighaairig,
de Dekfchilden geel heeft met
een Roeftkleurig Oogje,
De oudtyds vermaarde P i s o merkt aan,
dat
(6) Gryllus Mantis, Thorace Iacvi, Elytris viridlbus, Alis
ïnacula nigra, antice rufescentibus. SyJJ, Nat. X.
(*) Corpus totutn vulde. Syft. Nat. X. p, 426.
(7) Gryllus Mantis , Thoraee lubciliato, Elytris flavis ocel-
lo fenugineq. M. L , U. Me k , Sur. t, $6,
dat in de Indiën zekere Springhaanen gevon- V.
den worden, welke de Braliliaanen Caaira o f x x y i l l!
Gaaira noemen, en die niet alleen de gedaante, Hoofd-
maar ook de Kleur hebben vati Boombladeren. STUK*
' . r - r i . , Wandelend
Sommigen, zegt h y , zyn rrilch groen, ande. Blad.
ren bruin g e e l, als verwelkte o f verdorde Bladen.
Die van deeze laatfte Soort zyn by ons,
gemeenlyk, bleekgeel van Dekfchilden. Hy
merkt aan, dat de Amerikaanfchen van de Ita-
liaanichen, welken de Ouden onder den naam
van Manies hadden voorgefteld, verfchillen,
door een zeer langen, dunnen, overend ftaan-
de Hals te hebben, als een Kemel, Hun L y f
is glad, naauwlyks een Duim laDg, aan beide
enden fpits, en over ’t midden van de Rug
loopt, in de langte, een verheven regte L yn ,
met Vezelen febuins daar af gaande, die hetzelve
als een Boomblad verdeden, De Kop
is driehoekig, met dunne Sprieten, en twee
uitpuilende donkerbruine Oogen. De twee
voorfte Booten, die als aan den Hals Haan,
kunnen zy als Armen famenvoegen, en hou*
den dezelven, veeltyds, als de Handen ten
Hemel heffende. Dit maakt dat deeze Infek-
ten van de Portugeezen Louva-Dios en van de
Franfchen Pregue-Dieu genoemd worden; ’ t
welk zo veel als Bidders betekent, gelyk gemeld
is. P i s o houdt het, met reden, voor
dwaasheid, dat de Wilden, en zelfs de Krifte-
nen, daar uit een voorbeeld zouden neemen
van Godsdiènftigheid o f van het Gebed : maar
i. deel. x. Stuk, K 4 hy