/
V.
A fdeel.
XXVÜI.
H oofdstuk.
212 BESCHRYVING VAN
„ t oe, en zeide , dat het niets ongewoons
„ was, deeze Dieren, ook buiten gebrek van
„ andere Spyze, tot Voedzel te zien gebrul-
„ ken. Men kooktze, eerftelyk, een maati-
,f gen poos in Water, doet ’er alsdan Boter
„ b y , en maakt aldus van de Springhaanen
„ een Fricajjee , die niet onaangenaam van
„ fmaakwas, gelyk hy verzekeren kon, als
„ hebbende zelf dergelyke gegeten.
’’ Eindelyk (zegt onze Sweedfche Doktor,)
„ heb ik ook eens gelegenheid gehad, om
as Ooggetuige te zyn, dat de Springhaanen zig
„ laaten eeten. T o en ik , deezenZomer, van
„ het Meir Tiberias, door Galiléa, naar Na-
,, zareth ging, reisde ik in een Arabifche Le-
, gerplaats aan den Berg, waar Krillus zyne
„ Predikatie van de Zaligheden gedaan heeft.
' Terwyl ik nu aldaar ruftte, vond ik goed,
, alzo ik een menigte van Springhaanen rond-
„ om de Tent zag, eenen Arabier te vraagen,
„ of dit ODgediert, gelyk men gemeenlyk
,, z e g t , van hun tot Voedzel gebruikt werde ?
„ Hy antwoordde: tot Spyze zyn de SpriDghaa-
„ nen wel by ons niet in dagelyks gebruik,
„ en , zo lang wy Melk en Brood hebben,
,, eeten wy dezelven niet; doch men kanze
eeten, en ik, zo wel als myn Vader, heb-
, ben ons dikwils daar van bediend, wanneer
, wy op lange Reistogten niets anders hadden.
„ Daar op beval hy een hoop Jongens, ’er
„ fchielyk zo veel te vaDgen als zy konden :
„ dan
9) dan zou hy my toonen, hoe men dezelven
„ at. Zo dra hy ’er een menigte gekreegen
„ hadt, fcheurde hy ’er de Vleugels, deSprie*
„ ten en de Schenkelcn o f dunne Pooten a f,
„ waarop hyze aan het Vuur te braaden bragt,
„ en, zo heet als hy die van ’t Vuur nam,
„ goot hy daar Boter o v e r , uit een klein Yze-
„ ren Pannetje, waarin de Boter, dcor deHitte
„ van de Zon was gefmolten. Toen ging myn
„ Arabier zitten, en maakte zig een ‘Maaltyd
„ van zyne Springhaanen , waar van hy ’er
„ ettelyke twintigen binnen floeg, na dezel-
„ ven wel in de Boter gedoopt te hebben, eer
„ hyze aan den Mond bragt. Hy noodigde
„ ook my en een Jefuit te gaftop zynGeregt;
,, doch wy wilden , wegens de onzekerheid
„ der Gevolgen, eene ons zo ongewoone Spy-
ze niet beproeven. Als wy genoegzaam tyd
„ hebben, en ons de moeite willen geeven,
„ zeid? de Arabier, omze eerft in Water eens
„ te laaten opkooken, en dan in de Boter te
„ braaden, kunnen wy ons daarvan een fmaa*
„ kelyker Geregt bereiden
De SpriDghaanen, die men in Arabie vindt,
zyn , volgens het Berigt van gedagten Sheik,
even de zelfden als de Egyptilche, en deeze
komen met die van Paleftina en Syrië overeen.
Men vondt’er groote en kleine onder, ja zelfs
alle de Soorten van Europifche Springhaanen,
die men, zo hy van den Arabier vernam, zonder
onderfcheid tot het gezegde gebruik bézigt.
I, DEEL X. STUK. O 3 O o k
V.
Afdeel
XXVUI
Hoofdstuk.