V. G r o n o 'v iu s heeft een geheel geele, kleiner
jAlFDEFI
XXX * c^a.n *iet gèwoqne Schuimbeeftje, onder de ln-
Hoofd- fekten van ons Land aangetekend CD.
STUK.
a -JÏüI ( 4° ) Cicade die geel i s , hebbende de Dek-
Vc.-guide. - fcbilden Goudkleurig, getekend met vier
zwarte Vlakken, van agteren verguld.
Men heeft deeze in Schónen gevonden, zyn-
de langwerpig en twee o f driemaal zo groot als
de Gefnoerde, naar welke z y , in Gelialte, veel
gelykt.
De Heer G e o f f r o y heeft, omflreeks Pa«
jr y s , verfebeide geele o f geelagtige Cigalen
ontmoet, nagenoeg een zevende Duims lang;
dóch eenmaal vondt hy ’er, in zyn Kamera
één, van een sgtfte Duims, het welke h y ,
wegens de zonderling fchitterende Kleur, noemt,
la Cigale flamboyante. Dit kleine Infekt, zegt
h y , is verrukkelyk. Het heeft overal eene Zwavel
of bleekgeels Kleur, uitgenomen her Schildj
e , dat een weinig bruin is. Op ’t midden van
den Kop en van het Borftfluk is een overlangfe
itreep, Kerfen-Róod. Een Band van dergelyke
kleur
Öenothera, dus van L 1. N n m v s genoemd ., een vry hoeg
groei jende Plint,' die tegen den' avond telkens haare Iieflyk
iuikéhdï géele Blöemên ontïluit, welke den volgende morgen
verflenzen, heet anders'■ Lyfimachia lutea corniculata. C B.
Pin.
(?) A S . Hetv. V o l . V p. 130.
('0 ) Cicada _ t e a ', Elytns fulvo pift'ïs , maculis ' quatoor
nigris, pofticeque auratis. f aun. Suec. 635,
kleur loopt Slangwyze op ieder Dekfchild, in V.
-t midden, overlangs. De Wieken zyn witag- A“ ’
: é jnaakende de Regenboog of Ü u iv en -H a is ( * ) .' Hoopd-
° - STUK.
(41) Cicade die ds Wieken groenagtig SeelmJ LU
beeft, met de tippen zwartagtig verguld, oer olmen.
Zy heeft dien bynaam, om dat zy zig onthoudt
ó p ' de Bladen der Olme-boomen , Dopende
zeer fnel; des men haar niet gemakke-
lykkan vangen. Men vindtze, volgens G e o f f
r o y , die dit Infekt la Cigale Moucberon
noemt, ook wel op andere Boomen.
Op de Hazelnooten heeft men ’e r , in Swee-
den thans een gevonden, die de Wieken bruin
heeft,met een blaauwagtigeHartvormigc V lak,
waar agter een witagtige Band, op dezelven.
Het Voorhcofd is geelagtig w it , de Klaauwt-
jes zyn zwart.
(42) Cicade die geel is, met de Wieken wit, x l i i .
aan de tippen Fliesaglig. dmroo-cboome
«.
Deeze Infekten fpringen ongelyk meer dan
de gemelde der Olmen, en worden deswegen
ge-
(*) Zes Alles font blanchutres, fafar.t' VIris eb la Gcrge
ie Pigetn. Ik móet bekennen, dat ik dit laatfte niet al te
wel overeen kan brengen; hoewel, zulks de reden zal zyn,
dat hy dit Infekt de Vlammende Cigale tytelt.
(41) Cicada alis viridi• luteis, äpicibus nigticantibus inau-
ratis Faun. Suee. 644.
(4z) Cicada flava, Alis alfcis, apicibus membranaceis. Faun.
Suec. «48. F r i s c h . Inf. XI. p. n . T. 10.
I. pï,EL. X. Stu k. T 5