V. waar door een getal van honderd millioenen,
A fdeel* mjiii0enen van millioenen, Plantluizen kon voort-
• Hoofd.' gebragt worden, die altemaal, twee Maanden
stok. te vooren , uit ééne enkele waren geteeld.
Indien nu zulk een Soort van Plantluizen eens
den gebeden Zomer voortging ,met Jongen te
werpen; zo ziet men ligtelyk, hoe onverbeel-
delyk groot de menigte zou zyn van deeze Infekten
, ingevalle zy niet aan verfcheiderley
Oorzaaken van vernieling onderhevig waren,
vernieling Uit aanmerkinge van zulks zal het niet on-
S S ? 6 aangenaam zyn te weeten, dat ftrenge Winters
haar zeer nadeelig zyn. Terwyl men binnensbuis
gehouden wordt door langduurige ep harde
Vorft, mag men zig vertrooften, dat deeze
Koude oorzaak zal zyn, dat men in de Zomer
de Bladeren van de Perliken- en Abrikoozen-
Boomen niet omgekruld zal zien door de Plantluizen
; dat men het vermaak zal hebben, van
de Bladen en vooral de Bloemen der Kamper-
* foelie, zindelyk en in volle fchoonheid te be-
fchouwen, zonder dat dezel ven bevlekt of bedekt
zyn van deeze kleine Beertjes. Na de
ftreDge Winter van’t jaar 1740, zegt R e a ü -
m u u , fcheen deeze Soort ,yan Plantluizen byna
geheel vernield te z y n : naauwlyks zag i k ’er
ééne , en dat maar zeer laat, op de Kamperfoelie
in myn Tuin; die ik in de voorgaande Jaa-
ren fchier niet mogt aanzien ; zo onbevallig
werdt dezelve gemaakt door deeze Infekten.
| Die
Die van veele andere Soorten, gclyk van de
Perfiken, Abrikoozen en Pruimboomen, waren
toen ook vry zeldzaam.
* Men ziet de Plantluizen, in de Zomer, door
oat Weder ook merkelyk verminderen; doch
haare grootfte Vyanden zyn, in dat Saizoen,
veriêheiderley andere Infekten , die ’er- egter
altoos niet dan te veel overlaaten. W y fpree-
ken nu van dié Wormen, in derzelver L y f ge.
booren , door welken de Plantluizen, even als
de Rupfen, nog leevende inwendig verteerd
worden ; terwyl de Worm o f Made, binnen
dezelven veranderende, ’er niet uit voortkomt
dan in de gedaante van een Wefpje. Onder dé
Plantluizen, die de Huid Vliezig hebben, ge-
lyk die der Aalbeffen- en PeereboomeD, of anderen,
ziet men fomtyds een enkele, die zig
als gevernirt , veel dikker en grooter dan de
anderen vertoont, fchynende te leeven, doch
dood en dus uitgegeten zynde. Ook vindt men
ledige Huidjes, die wit zyn en nog beter de
gedaante hebben van. een Plantluis, rurtende
op een klein Spinzeltje, waar in de gedagte
Worm zyne verandering ondergaan heeft. Men
doet fomtyds; de Plantluis drukkende, om ’er
Jongen uit te krygen, daar een dergblyke Made
uit voortkomen , die meer dan de helft van
den geheelen Inhoud van haar L y f beflagen
hadt.
Een ander Verfchynzel openbaart zig onder
deeze Infekten, het welke regt tegenftrydig
I. Déél, X. Stuk. C c 2 is.
V.
A fdeel.
XXXIV.
Hoofd.
stu k .
door ande-
e infekten;