V. „ Wyfjes verminken de Mannetjes, bytende
XXVHI ** ^Un ^00ten en Sprieten, zo wel de
Hoofd * », voorfte als de agterfte af: ja dik wils bren-
«tvk. it gen Zy die wel om hals, en vreetenze op,
„ Als het eene Mannetje het andere ontmoet
j, of aantreft, gaat het ’er mede als met de
,, meefte Dieren: zy vervolgen elkander en
„ kunnen met de Vleugels alsdan een zonder-
„ ling Geluid maaken, ’t welk hunne toornig-
„ heid aanduidt. Wanneer het een het andere
,, van vooren te naa komt, ftooten zy met de
„ Koppen .tegen elkander, als de Bokken, en
„ van agteren fchoppen zy als Paarden met
, , de Sprirgpooten. Z y geeven ook door een
„ toornige beweeging van het Lighaam, en
„ beeven, hunne Vyandfchap te kennen, en
„ trekken tevens den Buik dikwils in de hoog-
„ t e , als o f zy zwaar Adem haalden. Doch
„ in koud Weer op zekere plaats Warmte
,, befpeurende, gaan zy vreedzaam by elkan-
„ der leggen, en Jongen, van één broed, veg-
j, ten ook zelden ” .
Hoe te Men kan z ig , volgens dien zelfden Autheur,
aDgen* van deeze eigenfchap der Veld-Krekelen bedienen
, om de Huis-Krekels of Kriekjes, wanneer
dezelven te laftig z y n , te verjaagen. Om
j hun te vangen is ’t de befte manier, dat men
een dun Teentje, o f maar een langen buigzaa-
men Steel van ’ t G ras, neeme, en denzel ven in
hun Holletje fteeke, waar van de opening altoos
„zigtbaar is. De Krekel komt, op die be~
weeweeging,
daaruit, en, als men dan zyn Hol- v .
Jetje met den ViDger digt houdt, zo kan men A fd e e l ï
hem met de Hand gemakkelyk vangen. Hier Hoofd-
uic is het Latynfche Spreekwoord ontftaan, stuk.
dat men op iemand toepaft, die zig noodeloos
in gevaar begeeft: zotter dan een Krekel *. In-
dien menze bewaaren wil, moét men maaken Go/;'
dat hun geen Lucht noch Vogtigheid on tbreeke.
Men kan dus, in een Suikerglas een Mannetje
met een Wyfje houdende, de gemelde byzon-
derheden waarneemen , o f ook zig vermaakeq
met hun Gezang, ’c welk veel fcheller is dan
dat der Huis-Krekelen, en ODgemeen verfchilt
van t worken der Kikvorfchen: weshalve men,
twee Perfoonen , die zeer ongelyk in lieflyk-
heid van Stem zyn , met elkander hoorende
zingen, al boertende zegt; een Kikvorfcb met
een Krekel *.
De Krekel, van Fig. 3 , uit myne Verzaa- * Rana mm
meling, zal waarfchynlyk afkomftig zyn uit In- GryUd
die; gelyk hy ook byna andcrhalfmaal zo Iang.ri.Lxx*.
dat is meer dan driemaal zo groot is , als d e ^ ’ 3*
volwaflen Veld-Krekel, welken R o es el heeft
afgebeeld. Men ziet hier in , duidelyk, de drieledigheid
der Voeten, ten minfte van het eer-
fte en tweede Paar; alsook, hoe fterk de Wieken
o f Vleugelen geaderd zyn, om te kunnen
krieken. In de onze legt de flinker W iek over
de regter heen; waar van, volgens R o e s e l »
gemeenlyk het tegendeel plaats heeft,