V.
A fdeel.
XXVI.
Hoofdstuk.
. Ongemakken
in 't
O o r , da ar
d o o r .
, , dat die nadeel zouden lyden , droeg hét
„ dezelven geduurig naar een andere plaats»
,, even als de MiereD. Het nadeel kwam van
„ de Myten uit M e e l, daar ik een ander In-
„ fekt in dit Glas mede gevoed had. Deeze
Myten j nagenoeg van grootte als de Eije-
9, ren, zetten zig daar op en zoogen de mees-
„ ten, geduurende de Winter, uit. Wanneer
„ de Jongen ’er uit kruipen, zyn zy van ge-
9, daante als de Ouden , maar hebben geen
„ Wieken o f Vleugels, waar van de blyken
9, zig in de tweede o f derde Vervelling eerft
„ vertoonen; doch met de vierde komen zy
5, geheel te voorfchyn, zo lang zynde als het
L y f , en worden van het Infekt, met zyn
,j Agterlyf, (gelyk dit alle Kortfchildige doen,)
9, te famen geplooid , onder de Dèkfchilden
„ gefchoovem en verborgen
Hoe onwaarfchynlyk het is , dat deeze In-
fekten van zelf in *t Oor zouden kruipen o f
daar in neftelen; aangezien de bitterheid van
het Oorfmeer de meeften afweert; kan men
egter niet tegenfpreeken, dat z y , wel ééns, by
toeval in ’t Oor geraakt , en een geruimen tyd
daar in gebleeven z y n ; veroorzaakende door
prikkeling een groot Ongemak en Pyn aan den
Lyder. In de Verhandelingen der Keizerlyke
Akademie, o p ’t jaar 1672, wordt zelfs het
aanmerkelyk Geval verhaald van een Vrouw,
v y f Mylen van Neurenberg woönagtig 1 die
een bos Kruiden draagende, en zig vermoeid
bc»
bevindende, met het Hoofd ging leggen op
het Pak en in Slaap raakte. Middelerwyl wa.
ren eenige Oorwormen, daar uit, in haar reg-
ter Oor gekroopen, waar van de Heelmeeftcr,
op ftaande vo e t, een uithaalde; maar de an-
dere waren ’er in gebleeven, en tot binnen
de Herfenpan doorgedrongen , maakende die
Vrouw, verfcheide Jaaren lang, het Leven lastig.
Na verloop van twintig Jaaren was deeze
Vrouw, toen omtrent zeventig oud, by Doktor
V o l c k a m e r te Neurenburg gekomen,
die alles aanwendde om haar te helpen, doch
niet meer dan één Oorworm, welke dood was,
door middel van Terpentyn - Zwavelbalfem,
daar uit kon krygeh. Voorts bleef die Vrouw
dus elendig geplaagd, tot aan haar dtfod.
Deeze Hiftorie heeft veele onwaarfchynlyk-
heden, en ’t is geloofbaarder, dat gedagte
Vrouw eene Verzweering in ’t Oor gehad zal *
hebben, miflchien door de prikkeling der Oorwormen
veroorzaakt, dan dat die zo veel Jaaren
in haar Hoofd zouden hebben genefteld
en huis gehouden. Immers ik vind geen be-
wys van zulk een Voorval, en de Ontleedkunde
leert ons, dat de holligheid van het binnenfte
van ’t Oor, uitwaards, door het Trommelvlies
is geflooten; terwyl deeze Infekten met geen
genoegzaame Wapenen fchynen voorzien te
zyn, om daar doorheen te booren. Zodanigen,
die niet tot een plaag voor den Menfch ge-
fehikt zyn , gelyk de Vlooijen, Luizen en
def-
V.
A fdeel.
XXVI.
H oofds
t u k .