V;
A fdeel.
XXX.
H oofd-
TÜK.
/ F!. LXXXÏ
i-%. 4.
XIX.
R e t ic u la ta .
Necswyze.
XX.
Tibicen»
ïiiercnwn.
de Dekfcbilden, de Wieken met een Glazen
rand.
Deeze was uit Indie afkomflig - en fchynt
veel overecnkomfl: te hebben met die van onze
Afbeelding (Fig. 4 .) , naar een zeldzaame Uic-
heemfche, welke meeft rosagtig geel van Kleur
i s , gemaakt.
(19 ) Cicade die graauw is, met een witte
Streep op ‘t Borjljluk , de Dekfcbilden
Netswyze met wit doorweven.
De Heer R ol and e s heeft.deezeSoort in
Amerika, waarfchynlyk te Suriname, waarge-
nomen.
(20) Cicade die de tip van het Schildje uitgé-
rand beeft.
Het Schildje is dat gene, ’t welk de Heef
R e a umu r het tweede Borftftuk noemt. In
de zynen heeft hetzelve een punt, doch in die
van JufFr. M e r i a n , welke zy zegt, te Suriname
, Lieremans genoemd te worden, is het
aan de tip als uitgefneeden. Om die reden
heeft deeze Soort dien Bynaam.
O O
Pip) Cicada grifea, Thoracis lineäalbä, Elytris albo reticularis.
Syß. Nat. X.
(zo) Cicada fcuteili apice emarginato. -Syß, Nat. X. Tibicen.
M ï S U N Sarin. T. 45.
(21) Cicade die groenagtig zwart is, hebbende v.
de Dekfcbilden geel gerand , dén Kop
wederzyds met agt Streepen.. HOOFDSTUK.
Men kan deeze, met regt, Geflreepte noe- XXT.
men, ’t welk haar byzonder Kenmerk maakt.
De Heer K a l m , die dezelve in Noord-Amerika
waargenomen heeft, zegt dat de Engei-
fchen ze aldaar Locujls, dat is Springhaaneh
roemen ; doch hy oordeelt deeZe Iufek'ten , op
e'enige byzonderheden naa, met die Cicaden,
Welken de Heer R e a u m ü k uit de Zuidelyke
deelen van Europa heeft afgcbeeld en befchreë-
ven,taamelyk ovcreenkomftig te zyu. Gemelde
byzonderheid zou meeft beltaan in de agt kromme
Sircepen, aan ieder Kaak, gelyk hy zig uitdrukt;
doch het fchynt my toe , dat het Borll-
ftuk van hem bedoeld worde, op het welke in
de Cicade van Penfylvanie, waar van. de Heer
C o l l i n s o n de Afbeeldingen onlangs heeft
gegeven (*) , verfcheide zodanige Streepen zyn.
De langte van het geheele Iofekt met de
Vleugelen ,zegt K a l m ,was één Duimen v y f
LiDien, die der Wieken op zig zelf iets meer
«jan een Duim, en de breedte, daar zy diktt
zyn
(*) Phil. Tranf. V O L , LIV. for the Yesar 1764. Tab. ■
VIII. p. 6 S-
(21) Cicada nigro virefcens, Elytris margine ffeveiccnte
Capite utrinque ofto ftriato. $yjt. Nat. X . Cicada MaxiMS
utraque 1 ineis o&o. tvansverfis concavis, Alarum margine ift-
fêriore lutefcente. U u i . Act, Stackb. 1756. p. 101.
1. Deel. X. stuk. S 5