V.
A fdeel.
XXIV.
H oofdstuk.
TI.
Miner.
Klein.
Pi.LXXVni
7-
landfche Wesp vier doorfchynende Vleugelen
heeft, is ’er dit Infekt maar met twee voorzien,
en heeft dan nog twee kleine Dekfchildjes ;
om van veel andère Byzonderheden , welken
de Heer S c h a e f f e r omftandig befchryft,
niet te gewagen. Zulks is te minder noodig,
aangezien thans erkend wordt, dat dit een ander
Infekt zy dan het voorgemelde.
(2) Ba^aatd-Bokje dat de Dekfchilden bruin*
rood heeft, aan de tippen met etn wit
Streepje: de Sprieten langer dan het Lyf,
Deeze Soort, hoe veel kleiner ook , is ruim
zo kenbaar aan de knobbelagtigheid der Poo*
ten, en de langte der Sprieten, terwyl de kortheid
der Dekfchilden haar ook genoegzaam
van de Bokjes afzondert: welk alles uit onze
Afbeelding duidelyk blykt. Het Infekt komt
menigvuldiger voor in Sweeden, en onthoudt
zïgin de Haagen. Het heeft den Kop en ’t Borft-
ftuk zwart; de Sprieten graauw zo wel als de
Dekfchilden, die agterwaards puntig loopen,
en aldaar met een Streepswys wit Vlakje getekend
zyn. De Wieken, die geelagtig groen
zyn , leggen kruislings over elkander, en de
Sprie-
(1) Necydalis Elytris teftaceis, apice lineolâ albâ, Amenais
Corpore longioribm. Sy/l. Nat. X. Necydalis Elytris flavis
îineolâ albâ. Faun. Suec. 597. It. Oei. 74. Mosca-Cerainbyx
minor. SCHAEFI . Monogr. 1773. fig. 7, i„ f% l?6^ j
Sprieten zyn, zowel als de Pooten, graauwag- v.
tia uit den roffen. A fdeel.
|r& XXIV
Van dergelyke kleur en geftalte byna, heeft HoofdI
Doktor S c o p o l i , inKarniolie, een Baftaard- stuk.
Bokje gevonden; doch een ander, ’t welk hy Allcikleinft*
het allerkleinfte noemt, kwam, volgens zyn
oordeel, beter overeen met de befchryvinge
Van S c h a e f f e r . Het verfchilde van het
andere, doordien de twee onderfte Leedjes der
Sprieten, CdeBosjes, die aan den Kop zitten,
niet mede gerekend,) korter dan alle anderen
zyn. Het Borflftuk heeft, in ’t midden, een
lang Lancetwys Uitftek , en andere kleinere
hier en daar verfpreid, De Dekfchilden zyn
ros, Kaneelkleurig, bruin getipt, zonder witte
Streepen. Het Agterlyf is overal zwart. De
Dyën zyn bruinrood , met de knobbel niet
ovaal, gelyk in de andere Soort, maar langwerpig.
Beiden hebben zy de Sprieten langer
dan het L y f en Glasagtige Wieken (*).
Een Soort van Baftaard-Bokje, met een gee- Geel ge.
Ie Stip aan de tippen der Dekfchilden, weinigvlakt*
grooter dan een Luis zynde, ïs thans door
den Heer L innteus t’huis gebragt onder
deSt.JansVliegen, met den bynaam van AU
lerkleinjle ( f ) . Van dit kleine Beeftje , dat
omftreeks Parys zeer zeldzaam is , formeert
G e o f f r o y zyn Geflagt van Necydalis, ’c
welk,
(*) Necydalis minima. Enttsmolog. Carntol. p. S7-
( t j Cantharis minima. Faun. Suec. Ed. II. p. 20+, N, 713«
1. Deel . x . Stu k,