V.
A fdeel,
XXX.
H oofd.
stok.
ftaar Ge
gang.
’er ook in Karniolie vindt, die van dérgelyke
grootte zyn , als hebbende de Dekfchilden
ruim anderhalf Duim lang, en het L y f v y f
vierden Duims. Men heeft deeze ih de Land-
ftreeken, omftreeks Gorits en Triefte, zéér
menigvuldig; z o d a t z y , van Doktor S c o-
p o l i , Cicada Plebeja getyteld worde (*).
A r i s t o t e l s s , en de Ouden', die hem,
gevolgd zyn, merkten aan,, dat ’er tweeSoor*
ten waren van Cicaden, naamelyk groote en
kleine, waar van zy de eerden Achetce, de laat-
den Tettigonix noemden. Die beide Woorden
heeft L innjeus op de Krekels en Spring-
haanen toegepaft, gelyk wy zagen. Behalve
de kleine en groote vondt R e a d m ü r , onder
de genen die hem uit de Zuidelyke deelen van
Europa toegezonden waren, nog een middel-
fo o rt: zo dat hy drie Verfcheidenhcden af- •
beeldt en befchryft van Cicaden, die altemaal
den naam van Boom-Krekels verdienen; dewyl
z y , gelyk onze Autheur ze gt, in de Boomen
knarfen ( f ) .
R e a dmd r beklaagt z ig , de befchry ving te .
hebben moeten geeven van deeze Infekten, zon*
der daar van ooit één levendig gehad, o f te heb- ,
ben hooren zingen. Doktor S c o p ol i , die ’t
zelve meermaalen zal gehoord hebben, ver-
gelykt hun Geluid, dat hy Teretismus noemt,
by
m e ntomol. Carniolica. p. 117.
(■ f) His ftrident Arbufta Cic^dis. Syft.Nat. X, P. 43S.
by het knarfen der Veld-Krekelen (*). Teretisma
werdt oudtyds de Klank van ’t Cytherfpel geheten
, o f een ftreelend Minnedeuntje, vol-
gens S c a l i g e r . M e r i a n zegt,datmen-
ze in Weftindie Lieremans noemt, en daar
uit zal nu iedereen eenigermaate begrypen,
van welken aart het Gezang o f Muziek z y ,
dat deeze Infekten voortbrengen. Men kan
he t, inderdaad , allernaaft vergelyken by het
kweelen van klein Gevogelte, o f by dat knar-
fend Geluid, het welke de zogenaamde Boom-
kruipertjes maaken.
Hoewel het zeker is , dat de Mannetjes der
Cicaden ofCigalen alleen geluid geeven, en de
Wyfjes flom z y n , hebben doeh veelen zig het
tegendeel verbeeld, en, zow e l in Provence als
in Languedok, is dit een algemeene dwaaling
onder ’t Landvolk^ Grooter egter is de mis-
flag geweefi. der genen, die uit vergelyking
onderftelden, dat dit Geknars door dezelven op
de zelfde wyze als van de Springhaanen en
Krekels , door de wryving der Vleugelen o f
Dekfchilden naamelyk , veroorzaakt worde;
want die zyn ’e r , in de Cicaden, gantfeh onbekwaam
toe. Z y hebben andere W erktuigen,
waar aan de Boeren, reeds van ouds, die zingen,
(*) Mates , afïiduo Teretismo, ad Venerem mutas alli-
ciunt foemellas, ut fblent GrylJi Campeftres. Ent, Carniel.
Ibid.
1, Deel . X. Stu k, R 4
V.
A fdeel*
XXX.
Hoofdstuk.