V.
A f d e e l .
XXXIII.
H oofdstuk.
XXXIX.
.JLineeia. *
Streepje.
in Sweeden een, die een weinig grooter is en
geheel Grasgroen (*). Voorts is ’er een die
zwart i s , met de Voeten rood o f ros, doo^
den HeerSoLANDER in Schónen ontdekt ( f ) .
Deeze blaauwe, daar aan volgende in de Lyfl:
der Sweedfche Dieren, is geheel ongevlakt.
Men heeft, omflreeks Parys, ook dergelyk een
Wants gevonden, die de Groen■ blaau-wagtige (4.)
genoemd wordt, zynde maar half zo lang als
de Groene.
(39) Wants die ovaal is met 'bet Borfifluk
effen, zynde van vooren zwart, van agieren
bleekbruin, met uitgebolde Stippen•
De Heer R o l a n d e r vondt in de Welt-
indiën deeze Wants, die de grootte byna van
een Brems o f Paarde-Vlieg heeft. Derzelver
Kop en Borft zyn zwart : het Borftftuk be-
fprengd met uitgeholde Stippen, van vooren
zwart, van agteren witagtig ; welke Kleuren
onderfcheiden worden door een dwarfe Streep
van uitgeholde Stippen. Het Agterlyf is o-
v a a l, driekantig, g e e l, gevlakt op zyde, De
Dekfchilden zyn bleek rood.
(40)
(* ) Cimex prafinus. Faun. Sues. Ed. II, p. 1 +9. N . 9 } U
( f ) Cimex Morio, Ibii. p. a jo . N . 932,
(j.) La Punaife verte bleuâtre. Hift. des .Inf.. &c. p. 472.
(39) Cimex ovatus, Thorace lævi anticeatro, poftice livin
4o, diftinfto pun&tis exçmtis. Sy ft. Nat. X»,
.(40) Wants die ovaal is, Koperig blaauw, V.
bet BorJIJluk gejlreept, de tip van ’t
Schildje en de Dekfchilden met een witte H o o f d -
q f roode Stip. s t u k .
XL.
Dit Mekt heeft zyn bynaam daar van, dat Moes-
het zig in de Moeskruiden o f die, waar van kruidcn*
de Vrugt en Wortelen tQ t Keukengebruik gebezigd
worden, gelyk inde Koof en RaapcD,
onthoudt, waar van het grootfte deel in Sweeden,
in ’t ]aar 1760, door ’ t zelve vernield
werdt (*). Door de Paaring heeft men ontdekt
, dat het Mannetje de gemelde Stippen o f
Vlakken fomtyds wit, het Wy fje dezelven
rood heeft: doch de Heer G e o f f r o y merkt
aan, dat zulks geen onderfcheid van Sexe z y :
dewyl hy ook van deeze Infekten gepaard gezien
heeft, met Stippen van eene zelfde Kleur.
De langte was een vierde Duims.
Behalve de blaauwagtige Wantfen van R a y ,
wordt tot deeze Soort ook een kleine blaauwe
Wants , uit het Werk van S l o a n e betrokken
, die met witte Streepjes bont is getekend,
en de geftalte heeft van een Schildpad ( f ) .
(4O
f40) Cimex ovatus coeruleo «neus, Thorace lineola, Scutelli
apice Elytrisquc punóto albo rubrove. Faun. Sutc. 6s4* C imex
fylveftris csrulescens. R A J. Inf. jp . N , 6.
( * ) Dit befluit ik uit het gezegde van L i n n a u s , Faun.
Suee. Ed. II. pag. 2 jo . Habitat in Tetradynamiis, quas factie
omr.es deftruxit 1760.
(TJ Cimex minor cs ruleus , lineis albis varius, Teftudinis
forma. Jam. Hift. II . p, »03, Fi%. 36, 37.
I . D e e l . X. St u k . Z