238 D e H a e f s c h i l d i g e
A fdeel.
XXIX. X X I X . H O O F D S T U K .
Hoofdstuk.
£)e Eigenfchappen der H a l f s c h u l d i g e
Infekten. Reden van die Bemanning. Hunne
onderfcbeiding van de Schildvleugeligen. Manier
van Voortteeling. Verdeeling.
Reden der Elyk ik den naam van Schildvleugelige ge-
benaaminge. V J geven heb aan de Infekten van den Ëer-
ften RaDg,om dat hunne Vleugels o f Wieken,
in ’t algemeen , als met Schilden gedekt zyn ;
zo geef ik aan die van den Tweeden Rang den
naam van H a l f s c h i l d i g e , welke my
gepafter voorkwam dan die van Halfvïeugeli-
g e , gelyk het Griekfche woord, Hemipterus,
op ’t allernaafte, zou betekenen. Immers,
wel verre daar van, dat deeze Infekten maar
half gevleugeld, o f met halve Vleugels voorzien
zouden z yn , hebben de meeften van deezen
Rang, weezentlyk , vier Wieken, en zyn dus
meer gevleugeld dan die van den vöorgaanden
Rang , in welken de Dekfchilden, doorgaans ,
weinig dienft fchynen te doen in ’t vliegen.
De bovenfte Wieken zyn alleen, vóór een gedeelte
, wat ftyver o f dikker, en minder door-
fchynende dan de onderfte, gelykende ten halve
naaf Dekfchilden , en daarom noem ikze
Halffchildige. Men vindt ’er onder , wier
Wyfjes ongevleugeld zyn, gelyk het Geflagt
der Schildluizen, die maar twee Wieken hebben
, en in fommigen, daar de ongevleugeldhèid
i n *t A l g e m e e n . 239
heid juift het verfchil van Sexe niet aanwyft, y .
gelyk in de Plantluizen, zyn de vier Wieken Afdeel;
weim'g van elkander verfchillende; terwyl, eg- Hoofd*
ter, de uitwendige gedaante die Infekten tot stuk.
deezen Rang betrekt. In de Wantfen, in te.
gendeel, die byha de helft der Soorten uitmaa-
ken, is het Kenmerk der Halffchildigheid zeer
blykbaar.
Het gene, egter, de Infekten van deezeno n d e r f c h e i -
Rang meeft van de Schildvleugeligen onder-ding'
fcheidc, is het maakzel van den Bek. Z y heb*
ben, in plaats van Nypers o f Kaaken , niet
dan een foort van Snuitje, het welk zyn oor-
fprong van onder aan het Borftftuk neemt, of
laDgs hetzelve nederwaarts geboogen le g t, wanneer
het zyn oorfprong heeft van den Kop. De
Bladzuigertjes en Schildluizen hebben het Werk«
tuig, dat hun voor Bek verlirekt, dus, zeer
zonderling, van het Borftftuk afkomftig. Voor
st overige verfchillen z y , in geftalte des Lig-
haams, van de Schildvleugeligen niet zeer veel.
De Sprieten, evenwel, zyn in eenige Geflagten,
gelyk de Cicade en Water-Wants, naauwslyks
te vinden; terwyl de Water - Scorpioen,
in tegendeel, de Voorpooten zodanig geplaatft
heeft, dat dezelven zig als Sprieten, die de
gedaante van Kreeftfchaaren hebben, vertoonen.
Sommigen hebben agter de Netswyze
ook gladde Oogen, * in overeenkomft met de * ziebiadz.
Wefpen , Byën en de meefte Vïervleugelige fxv,asT”uK<
Infekten.
Het