V. Het eerfte Borftftuk heeft meer Geel dan Bruin}
XXX?“ °P ^ectwee<^e z yn twee Vlakken van die Kleur,
Hoofd, welke aldaar als een Kruis maaken. Ook is
meer dandebovenfle helft van ieder Ring geel-
agtig; byden oorfprong van ieder Wiek is een
geele Vlak, en men vindt de bovenfte Wieken
of Dekfchilden getekend met agc o f tien
Stippen, die nagenoeg zwart zyn, en'niet te
vinden op de Wieken van de groote Soort.
Deeze Stippen bevind ik in de eene Cicade
veel duidelylcer getekend, dan in de andere.
De twee gemeenfte Soorten in Vrank-
r y k , zegt G e o f f b o y , zyn die, welke hy
beiden de bruine noemt, doch dé eene met
den rand van het Borftftuk en Schildje geel,
de andere met het Borftftuk en Schildje geel
bont, de Wieken geaderd en geftippeld (*).
In Karniolie vondt Doktor S c op 01.1 de kleinere
Cicade met bruine Wieken , op welken
twee ryën waren van bruine Stippen, in de
' eene vier, in de andere, onder aaD den rand,
zeven. Ook was ’er eene, nagenoeg van de
zelfde Grootte, zwart van Kleur, die de A-
ders der bovenfte Wieken , den rand van ’e
Borftftuk, en de v y f Streepen op hetzelve,
Bloedrood hadt. De Dekfchilden waren, in
deeze , geenzins geftippeld ( f ) , -
’ ’P& Cigalen van de derde o f kleinfte Soort,
” wqr-
(*) Hiß. des Inf, env. Paris. Tom, I» p. 429.
( f j Cicada Hsmatodes. Entoml. Carniol. p. HS.
s, worden by Avignon Cigalons genoemd , zegt V4
„ R e a o m u k . Zy hebben minder Geel dan
„ de middelbaare en meer Geel dan de groote. hóófd".
„ Sommigen van deeze zyn een weinig rood- stuk.
„ agtig. Alle de Ringen van hun Lighaam zyn
3, fmallctjes geel gezoomd. Vier geele Stree- genaamd.
„ pen , die eenigzins krom loopen, leggen op
„ het tweede Borftftuk o f Schildje, byna even-
„ wydig aan elkander , overlangs het L y f.
,, Op het eerfte Borftftuk is veel geelagtigs.
„ De Wieken van deeze kleine Soort zyn, in
„ vergelyking met die der twee anderen , vuil
„ van Kleur en zien uit den geelen ,* het welk
„ den helderen Zilverglans van de andereD,
„ -óls men die ’er by heeft, te meer doet af-
„ fteeken.
” By deeze drie Soorten (vervólgt h y ,) zal
,, men waarfchynlyk, nog anderen te voegen
„ hebben, wanneer men de Cigalen, van ver*
,, fchillende Landen, met een nieuwe oplet-
„ tendheid waarneemt. Het getal der Soorten
„ van deeze Vliegen is reeds al te groot, dan
„ dat menze, door de Grootte alleen , van el-
,, kander zou kunnen onderfchéiden ; maar
,, men zalze kunnen bepaalen doof andere By.
zonderheden, die ons daar in vo o rk omen *
„ waar toe de verfchiliendheden der Kleu-
,, ren, en de verfcheiderley verdeelingen van
„ dezelven , alleen zouden kunnen genoegzatirn
„ z y n ”.
I. Deel X. stu k . S 0 Die