eenOvaale,platte, Schuitvormige Korft, naar
een Drinkfchaaltje gelyleende (*)» van agte-
ren uitgerand, welke de Pooten, naar welgevallen
, uitfteekt en weder inhaalt. In de
Verhandelingen van Upfal wordt het, in ’c
byzonder , de Schipvoerende Luis genaamd,
F r i s c h vondt deeze Infekten, in July, nog
byna plat , zynde weinig verdikt geworden;
’c welk hy daar aan toefchryft, dat deeze Boo-
men, dikwils, zo laat uit de Oranjeriën komen.
Hy merkte o p , dat de Kleur niet, gelyk die
der Schildluizen van andere Boomen, bruin
maar Citroenverwig geel, o f uit den groenen
was. G e o f f r o y z e g t, in tegendeel, datzy
bruin z y n , en bedekt met een Soort van Vernis,
het welk dezelven doet glinfteren. Aan ’c
agterend geeven zy , zegt h y , als menze een
weinig drukt, vier Draaden uit die wit zyn.
Het Mannetje hadt zyn Ed. nooit gezien en
merkt aan, dat de Oranje, Citroen, Limoenen
andere Boomen van dat Geflagt, gelykelyk
o f even fterk (* ) worden aangetaft door deeze
Infekten, wier groote menigte deeze Gewaf-
fen fomtyds kwynen doet ( f ) .
De
(*) Patell* inftar. Faun. Suec. Patella dim'mutïvum a Pate-
M. PL i N i t i s heeft reeds een dergelyk gebrek der Olyf-
boomen daar mede vergeleeken. Olea Clavune patitur, fivt
Fungum placet dici vel Patellatn. tiift. Nat* I*ibr. XVI. Cap.
a+.
( f ) Sont également attaque's, &c.
( 4) Le Kermes des Orangers. Hifi. des Inf. p. jo j,
X. Deel. X. Stuk. F f 5
V.
A fdebt»
XXXVI.
Hoofd.
STOK.