45* B e s c Hr ï v i n c v A
V. verandering niet ondergaat, leveren daar via-
S m Voorbeelden uit (*}•
Hoofd- De Wyfjes van deeze ïnfekten, veel gemak-
stuk, kelyker te vinden dan de Mannetjes, en op
der wyfjes. eenige Plantgewallen dikwils zeer gemeen;
zweemen, in de jongheid, naar kleine Piffe-
bedden. Zy hebben twee Sprieten, zes Poo-
ten, en hun L y f , dat witagtig en als gepoei-
jerdis, beftaac uit v y f Ringen. Aan hetBorft-
ftuk , van onderen, tuffchen het eerfte paar
Pooten, is de Bek, die uit een kort Vliezig
buisje beftaat, het welke een dunnen fynen
Draad uitgeeft, die dikwils langer is dan de
helft van ’c Lyf. ’t Is buiten twyfel, dat het
Infekt daar van gebruik maakt, om ’er mede
te booren in de Bafl: o f Bladen, en daar uit
zyn Voedzel in te zuigen. Aan het end van ’t
Agterlyf zyn witte Draadjes o f Haairfjes, vier
o f zes in getal, die men egterdikwils niet ligt
gewaar wordt, dan door het L y f een weinig te
drukken, om dezelven te doen uitkomen. Na
eenigen tyd geloopen te hebben, zetten de
Wyfjes zig valt, als gezegd is: zydoen dit
Diet, om dat zy niet meer loopen kunnen; ge-
lyk men befpeuren kan , als menze zagtjes
los maakt en op lig t: maar die bekwaamheid
verliezen z y eindelyk. Indien men, tegen *c
end
(*) i Woord Coccus of Kokkos betekent een Noot, Nootje
of Dopje, naar een Noot gelykende. Hierom wordt het Schar»
Uken-Greia (Gram &m%s) genoemd jCoccus Bzphka*
de S c h i l d l u i z e n . 453
end,van de Winter, de genen los maakt, die V.
men in de Herfft zig heeft zien vaft zetten; ^xv/"*
zo wordt men ’er geen beweegiDg of leeven H oofd^
in gewaar. stuk.
Wanneer de Wyfjes zig dus vaflgezet hebben,
haaien zy haar Voedzel waarfchynlyk te
overvloediger ujjc de Plant o f T a k , waar op
zy zitten. Middelerwyl verwiffelen zy van
Huid, die zy by brokken kwyt raaken, zonder
dat, oogfchynlyk, door hun eenige be-
weeging gemaakt worde. Ook groeijen zy fterk,
wordende, van zeer klein, gelyk zy te vooren
waren, in weinig tyds van grootte als een Peperkorrel
en grooter; ja , in fomtm’ge Soorten,
wel als een Erwt. De Huid, naamelyk, fpane
zig uit, wordt glad en bruin, van wit, gelyk
z y te vooren was: zo dat z y naar Knobbeltjes
in de Bopmbaft gelyken. Ook hebben eenige
Natuurkundigen haar voor eigentlyke Knobbeltjes
of Uitwaffen genomen; niet denkende dat
een onbeweeglyk Lighaam, het welk zig als
van Gevoel ontbloot vertoont, een Infekt kon
zyn. In figuur zyn deeze Knobbeltjes verfchil-
lende naar het verfchil der Soorten; fommigen
ronder, anderen langwerpiger, en eenigermaa-
te naar omgekeerde Schuitjes of Schildjes
gelykende, die met de holle zyde tegen de
Schors, of tegen het Blad, aangevoegd zyn.
Het werk der Voortteeling, dat de Natuur Voomee-
zo hoofdzaakelyk bedoelt in alle haar bedry- ^
ven, is het Oogmerk, zo ’t fchynt, van die
1, DseL. x. stuk. F f 3 Ver-'