V»
A fdeel.
XIX.
H oofd#
stuk.
X.
Sulcatus.
Geribde.
Wyfje tien halve Groefjes, die ruighai-
rig zyn, op de Dekfcbilden beeft.
LiNN-iEÜs maakt, dat zonderling i s , dus
een byzonderè Soort van het Wyfje van den
Bruinen Geel geranden, alzo hy ’t zelve uit
R oebel aanhaalt: doch die Groefjes, waar
van hy fpreekt, zyn in de Figuur vry veel langer
dan halve. Ik beken , dat menze in de
Afbeelding van F r i s ch zodanig vindt, die
ook meldt, dat deezc Torren van onderen
zwart zyn. Hy noèmtze een kleiner S o o rt,
ten opzigt van de allefgrootften, en de Heef
G e o f f r o y heeft, omftreeks Parys, zodani-
gen gevonden , daar de Groefjes o f Ribben
ook niet aan agteren toe liepen; zynde de
To r meer dan een Duim lang (*).
( io ) Water-Tor die tien Groefjes, overlangs t
beeft op de Dekfcbilden.
Veel kleiner, merkt onze Authëuf aan, is
deeze dan de voorgaande Soort, en niettemin
was de Afbeelding van R o e s e l , die zë even
groot heeft, door hem aangehaald, zo wel als
die Water-Tor, welken R ^ y noemt de kleine,
met het L y f rondagtig en plat. De voorgemel
(*) Dyticus ftriis viginti cümidiatis. Hiß. des In/. Énv. P a -
ris. Tom. I. p. I87. P). III. Fig. 2.
(10) Dytiscus Elytris fulcis decem longitudinalibus. Faun.
Suec. 569. Fr i s c h . Inf. x i ll. p.13. -tl 7. R o e s . Aquat.
I. T. 3. f. 7 .RRADL. Natur, t. zS. f,2 . A. Hydrocanths-
rus minor, Corpore rotundato plano. RA J, In/. $6si
melde heeft het L y f ook platagtig, en eeni* ' V.
germaate geel gezoomd.
Doktor S co po l i vondt , in Karniolie * Hoorn-
Water-Torren van middelbaare Grootte, die STÜff»
van de Agtfte Soort verfchilden, doordien zy
dëDekfchilden bruinrood , met zwarte Stippen
hadden; weshalve hy die Soort de Geftippelde
tytelt. In dezelve was het Wyfje ook geribd,
hebbende vier verheven Strcepen op de Dek-
fchilden, en de ruimten, daar tuffchen, Haai-
rig. Z y zyn in de Poelen o f Meiren, aldaar;
niet ongemeens
( 1 1 ) Water-Tor die langwerpig Eyrond en xt.
zwart 'is, met den Kop en Pooten ros.
Rood-Kop,
Dit Torretje, dat zeer vlug is , onthoudt zig
in de ftaande Wateren. Het heeft maar de
grootte van een Ryftzaadje.
Daar zyn , in Sweéden, nog twee Water-
törrëtjes ontdekt, beiden zwart en glad, en
kleiner dan deeze Soort. Het eene heeft twee
witagtige Streepjes op zyde van de Dekfehil-
den. Het andere , dat naauwlyks grooter is
dan een Weegluis, heeft de Sprieten, Pooten*
en den Buitenrand der Dekfcbilden, Roeft-
kleurig (*).
(12)
( r i j Dytiscus ovato-oblongus nigsr, Capite Pedïbusque ru-
fis. Faun. Suec. $70.
(*) Dytiscus Paluilris. & Dytiscus Uliginofus. Fautu Smti
Éd. II, N. 77s , 775-.
I. Deel. X. stuk, G