V. agt Uaren de L u g t . verduifteren door een dik*»
XXVüt* Wolk: j die t’eenemaal beftondt uit dcrgely-
ÜooFD. ke Springhaanen. Dezelve was ongevaar tien
pf vyftien Roeden boven het Aardryk verheven,
en bedekte een uitgeftrektheid van ver-
fcheide Mylen Lands, alwaar zy als een Regen
verfpreidde van Springhaanen, die ’e r , zig
Op het Gewas neerzettende , gingen aazen,
hervattende vervolgens hunne vlugt. Onbe-
fchryflyk was de verwoefting die hier door aan-
geregt wèrdc: niet alleen verflonden zy de
Bladen van het Geboomte en al het groene
Kruid, maar taftten zelfs de Spruiten en Baft
van veelen aan; ja het Riet van de Daken der
Landwooningen o f Hutten, hoe droog ook,
werdt van hun niet verfchoond. Niet minder
fpoedig, evenwel, was ook in die Landftreek
de herftelling; alwaar men, na verloop van weinige
Dagen, alles wederom zag groenen; het
Land met Gras en het Geboomte met Bladen
bedekt, als voorheen. Gemelde Wolk werdt
aangebragt dooreen Herken Qoften Wind, en,
dewyl dezelve dien voormiddag daaromftreeks
paflèerde , zonder dat ’er eenige Springhaan
overbleef, kon men niet twyfelen o f deeze
Infekten werden dus al voortgedreeven, ep
eindelyk in den Oceaan gefmeeten , om tot
Voedzel der Viflchen te ftrekken.
’t I s , naamelyk, gantfcji niet te denken, dat
deeze vernielende Schepzels den Oceaan overvliegen
zouden tot in Amerika; doch, hoewel
men ’er in de Weftindiën weinig van geplaagd v.
wordt , is men ’er niet geheel van bevryd.
T h o m a s G a g e verhaalt een dergelyke Hoofd/
verwoefting, welke, geduurend^ zyn Verblyf
jn de Provincie van Guatimala , aan de KuftIn Araenk:u
van de Zuidzee, bezuiden Mexiko, door dergelyke
groote Springhaanen gebeurde. Z y
vloogen ook als een Wolk die de Lugt verdui-
fterde, en, daarzy nederkwamen, braken fom-
mige takken der Boomen door de zwaarte,
terwyl alles door hun werdt kaal gegeten, Eiq-
delyk nam men, pp ’ t bevel der Regeeringe,
daar tegen een hulpmiddel by der hand; ’t welk
was, een groot Geraas temaaken methetblaa-
zen op Hoorens o f Trompetten, het Haan met
Stokken op.Trommels , Ketels en luid Ge-
fchreeuw; het welk dit Ongediert deedt vlug-
ten, tot dat zy in de groote Zuidzee hun graf
vonden. Vervolgens, egter., werdt men in
een nieuw gevaar gebragc door de Jongen,,
welken uit de Eijeren, die zy in ’t Gras gelegd
hadden, voortkwamen: weshalve men dé
moeite nam van die op te zoeken en in Greppels
te werpen, alwaar zy met Aarde werden
gefmoord. Deeze Plaag, welke by een dep
zeven Plaagen van Egypte noemt, was ’ep
nooit meer zodanig geweeft £*).
In de Noordelyke deelen van Afrika is de
Plaag der Springhaanen, die de Zuidelyke deelen
( * ) Nguv. Rel. des Ind, Occident. II I. Part, p. ijj».