436
B £ S C S R ï V I s O V A K
V.
A fdeel.
XXXIV.
H oofd«
tu k .
Naam.
I2> ______ van de Beuken, Wollig.
I3i _____ van de Melkdiftel , met een
Staartje.
van de Boomfchors, met een
lange Snuit.
Ue rneeften van deeze Soorten komen overeen
met die van Sweeden, en zyn dus reeds
befchreeven. Doktor S c o p o l i heeft in Kar-
nlolie ’er vyftien , waar onder eenige op de
zelfde, anderen op andere Boomen en Plant-
gewaiïen, aangetekend.
X X X V . H O O F D S T U K .
Befcbryvtng van H Geflagt der B l a b z u i *
g e r t j e s , waar mn fommige Soorten Baf»
taard • Plantluizen en ook wel Blad-Vlooijen of
Blad-Motten, genoemd worden.
* fk geef den naam van B l a d z u i g e r t -
A j e s aan de Infekten, welke de Heer L in -
n je u s onder den Geflagtnaam Chermes begree-
pen heeft: omze van de voorgaanden te onder«
fcheidem Veelen , naamelyk, van deeze, zitten
altoos in een zuigende Geftalte aan de Bladen,
en zó dikwils niet aan de Steelen o f Takjes
l als de Plantluizen. De naam van Ziertjes,
dien ’er fommigen aan geeven, is geheel onbepaald.
* Men zouze ook Bladvlooijen of Plant-
sjlooijen kunnen noemen, dewyl zy fpringen,
en daar in van de Plantluizen verfchillen: doch
den
den naam van Plantvloo heb i k , met meer v »
overeenkom!!, toegepaft op een ongevleugeld x x x v !
Infekt f . G e o f f k o y , evenwel, gebruikt H o o fd -
het woord Pfalla, het welk daar van afkom- STU
Zie’t IX.
ftig is. Voorts moet ik nog bengten, dat he1 s t u k .
Diertje van de Scharlaken-Beziën f , waar de GHn‘a
eerftgemelde Naam zyne afleiding van heeft, chermes
niet tot d it , maar tot het volgende Geflagt
behoort.
De Bladzüigertjes, dan, hebben haar Snuit- Kenmerken;
je aan het Borflftuk, niet aan den Kop. De
- Sprieten zyn langer dan hetzelve, gelykerwys
an de Plantluizen, en de Wieken, vier in geta
l, maar deeze ftaan niet overend; zy leggen
fchuins afloopende o f Dakswyze. Het
Borflftuk i s , in deeze D ie r tje sb u ltig en zy
hebben, als gezegd is , SprÏDgpooteD. Bovendien
wordt men met het Mikroskoop gewaar,
dat agter op den Kop drie kleine gladde Oogjes
zyn , hoedanigen ’er de Cigalen en eenige
Wantfen hebben.
Het Masker van deeze Iofekten ( Fig. iq ) Het Masker,
heeft zes Pooten en gelykt naar het Gevleugelde
; doch is langwerpig en vry traag in ’t
loopen. De Pop verfchilt ’er van, door tweepl.lxxxii.
platte Knoppen, die van het Borflftuk afko- ’S\9'IU
.men, en de Wieken influiten, welke men vervolgens
aan ’t volmaakte Infekt waarneemt.
Op de Planten komen dikwils zulke Poppen
voor, aan welken de twee ftompjes van het
Borflftuk een breede en zeldzaame figuur, ep
I. Deel. X. Stuk, E e 3 een