
— 142 -
Oms e h r i f t :
P ROC: (e r um) S C O P : (u s) BO N 0 : (sum) ' V O T : (um) R B IP U : ( b u o a e ) N E R V :(us)
HET WIT HER OVMREEEEN, E E WENSCE EMR WELBEEINEEN, EM ZENUW
VAN R E T BEMEENEBEST.
I n d e a f s n e d e :
I. M. L A Q EM A N ..-*
»Wat dat w it, die' wenäch, die 'zenuw w a s z e g t Jhr. Mr. J. C. d e Jorge C), » wordt ua-
der verklaard op de
Keerzijde." Het licht der Voorzienigheid besohrjnt het navolgende, boven een lauwerfestoen
geplaatate opschrift:
DE K O O PV A A R D Y
G E T E R G T DOOR B R IT -
S C H IN E U V E LM O E D ;
B IN D E E N N e U T R A A L E
B a n d om N e e r l a n d s
V r y e n H oed.
1 7 t 8 1
Over het verhond van gewapende neutraliteit hebben wij reeds naar aanleiding der pen-
ningen n°. S48 en 549 (3) gesproken. Alleen willen wij nog doen opmerken, dat het oorspron-
kelijk tusaohen Rusland en Denemarken 28 Junj (9 Julj) 1780 (s) werd geslolen. Zweden trad
21 Julg (1 Augustus) 1780 toe (*) en het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden 20 November
1780 (‘). Betreffende de akte van toetreding, die te Petersburg werd opgemaakt(»),lezen wij
in de Nederlandsche Jaerbocken van 1781, bl. 581: »Dat de buitengewone Gezanten te Petersburg
van al het verrigtte by eenen brief van den 5 January 1781, aan de Algemeene Staten
kennis gaven en te gelijk meldden, dat zy den 4 January (alzoo den 24 December 1780 naar
Russischen stijl), na wederzijdsche uilwisseling der volmagten, het verbond met de afzonder-
lijke artikelen geteekend hadden, zoo dat deze zaak alzoo haar beslag in volkomenheidhadge-
kregen. niettegenstaande de Engelsche afgezant Hakeis alles in bet werk had gesteld om bet
sluiten van deze gewichtige zaak te beletten, of ten minsten te doen uitstellen en zieh daartoe
onder anderen van dit voorwendsel bediend had. dat zulks hare Keizerlijke Majesteit in eenen
oorlog zoude kunnen wikkelen.” Te recht merkt de schrijver der Ned. Jaerb. 1781, bl. 582 ,
op: »dat de toetreding der Republiek tot de gewapende onzjjdigheid voor de ware reden van
de vredebreuk van de Engelschen met dezen Staat is te houden.” Later zal het hem boven-
dien gebleken zijn, dat die toetreding geene andere dan deze wränge en dure vrucht ople-
verde Wij zeggen „dure vrucht” ; immers zij gaf aan de Engelschen een voorwendsel om
onze schepen. d ie . van geen oorlog ot vredebreuk bewust, zieh in zee bevonden weg te ne-
men De lange Inst van die reeda tusschen 19 December 1780 en 15 Januarij 1781 genomen
schepen is in de Nederl. Jaerb., 1781, bl. 1 3 8 -1 4 4 , te vinden, en het opschrift op de
keerzijde van dezen penning zinspeelt op het gepleegde geweld. Het geheele gelal der sche-
p e n , op ult« Januarij 1781 genomen, bedroeg ruim tweehonderd, ter waarde van /1 5 ,000,000 ().
' ’ ( ! ) 1 .™ i v . 2 . 2 * druk, bl. 7 8 5 - 7 8 6 , . 1 ™ , ,« d o 1. „fSc b - l .
(?-) Deel VII. b l. 137.
( 3 ) Ned. J a e rb ., 1 7 8 1 , bl. 334—359.
( 4 ) N ed . J aerb., 1 7 8 1 , b l. 359—3 62. ^
( 5 ) Ned. J a e rb ., 1 7 8 0 , bl. 821—8 7 2 , 1051 volgg. . . H R
(»1 N ed Ja e rb ., 1 7 8 1 , b l. 564— 581 en de brief van den Resident J . S. de Swart van 5 an. , • ■
7 ) AW. Z , : . 1781 , b l. MS. v e r g e , a id ., bl. 2 8 - 8 7 ; S t d a . v , IV. bl. ^
V»„ de gewnpende „eutaililoit gekoeelerd, t e e men den P » 7 » « * » ¡ fc b r - llle j,, , 1 7 8 1 , N . 4 , bl. 26. ^
143 -
5 5 4 . P l a a t LII. 11 Januarij 1781«
Op h e t a d v i e s - v a a r t u i g , 2 9 D e c em b e r 1 7 8 0 v a n V l a a r d i n g e n u i t g e z e i l d
e n d e n 11 J a n u a r i j 1 7 8 1 'a l d a a r w e d e r b in n e n g e k o m e n .
yoorzijde. Een zeilend schip; andere schepen in ’t verschiet.
Om d e n r a n d :
T E R B E V E Y L IG IN G T A N S C H E P E N EN VOLK
ln d e a f s n e d e :
IA C O B V A N D ER ,
W IN T .
Keerzijde. Dit o p s c h r i f t : :
1 7 8 0.
D EN 2 9 D E C :( e m b e r )
VAN
V L A A E D I N G
UYT G E Z E IL T
OM O N S E V LO O T VAN
D E N O O R L O G K E N N I S
T E G EV EN . E N OP T E .
O N T B IE D E .
B E H O U D E B IN N E
G EK O OM EN
D EN XI. J A N : (d a r i j )
1 7 8 1.
A- V- (ak) B - (a e r i.)
ln den nacht van 19/20 December 1780 werd in den Staatsraad van den Koning van Engeland
tot den oorlog legen den Staat der Vereenigde Nederlanden besloten, en den 23sten daar-
opvolgende ontving de Engelsche gezant Y o r k e het bevel om dadelijk ’s Gravenhage te vertaten;
de tijding waarvan zieh op de volgende Kersdagen het geheele land door verspreidde.
Zij baarde echter over ’t geheel minder onrust en bekommernis dan zij. zou hebben moeten
doen, indien men minder vertrouwen op de macht, waarover de Staat beschikken kon, en op
den bijstand der bondgenooten gekoesterd had. Als een treffend blijk van dat vertrouwen
kan het feit genoemd worden, d a t, ofschoon Amsterdam wel voor dertig millioen, en al de
kooplieden te zamen wel voor vijftig millioen gülden aan waren op zee hadden, de beurs op het
gerucht bijzonder kalm bleef (•). Minder gerust toonde men zieh in die plaalsen, waar de
vischvangst het hoofdbedrijf en de vaartuigen met hun toebehooren de eenige bezitting der
meeste ingezetenen was. Immers de visschersvloot was juist ter beugvaart uitgezeild. De Ge-
committeerden van de Visscherij, H e n d r ik v a n d e n H e u v e l , P a u l u s D r o s sa e r t , A n t h o n y R u -
t e r u s en Ja n K l i n k , in vereeniging met A b r a h am v a n R i j n en N ic o l a a s H o g e n d i j k , mede
aangesteld tot bevordering van de veiligheid der visschersvloot van Vlaardingen, besloten, in
verband met die van Maassluis, terstond nadat zij van de vredebreuk onderricht waren, eenige
schepen in zee te zenden om de visschers te waarschuwen,, met last om terstond de eersle
wijkplaats de beste, aan de Nederlandsche kust te zocken. Onze penning wij s t, hoe J a c o b
v a n d e r W in t zijn hagclielijke taak met wakkeren ijver volbracht heeft. Van de 146 hoekers in
zee, waarvan 81 te Vlaardingen en 65 te Maassluis te huis behoorden, werden slechts acht
na het binnenkomen gemist. Vier van Vlaardingen en drie van Maassluis waren door den vij-
and opgebracht, een op het Scheveninger strand gejaagd. Zeer verstrooid vielen de overige
( 1) Ned. Jaerb., 1 7 8 1 , bl. 22 , 26 , 27.
II.