
De zeven takken van den boom, die er op voorkomt, stellen de zeven kinderen voor, die
bij het gouden bruiloftsfeest nog in leven waren, te weten :
1 . A n n a Ma h i a , gehuwd met den Generaal-Majoor G i j s b e r t Ca z y n , Baron van T il l tot den
WlLDBAAN.
2. E r n s t W il l em , Luitenant-Kolonel, Directeur der Genie.
3 . H e l e n a Ma r g a r e t h a , gehuwd met den Luitenant-Kolonel P a u l u s D a v id d u R o y .
4 . F r a n s Ja n u s . •
5. Ma d e l o n S o p h i a , gehuwd het laatst met den Majoor P. A. d e Mil l y .
6 . Ca t h a r in a A l id a , gehuwd met den Kapitein G. E. W e r tm u l l er d ’E l y .
7. Jo h a n n a E l isa b e th , gehuwd met Mr. P ie t e r P h il ip B o g a e r t , Schepen te Maastricht.
Een uitbotsel van den afgeknotten achtsten tak, waarvan in het kreupelrijm gesproken wordt,
stelt voor Mr. F r a n s Ja c o b O t t o B o ym a n s , den stichter van het Museum Boymans te Rotterdam.
Deze namelijk was een zoon van eene overledene dochter der echtelingen, T h e o d o r a
B a r b a r a , gehuwd met Dr. J o h a n n e s A n d r e a s B o ym a n s , te Maastricht.
431. P l a a t XXXIX. (1769.) ,
P r ij s pe n n i n g e n v a n h e t Z e e u w s c h G e n o o t s c h a p d e r W e t e n s c h a p p e n ,
i n d i t j a a r o p g e r i g t .
Voorzijde. De zeven vrije Kunslcn Toon- , Zang- , Dicht- , Meet- , Beeldhouw- , Scliilder- en
Sterrekunst, op een rots in zee, in verschillende houdingen, bespiegelend of werkzaam af-
gebeeld.
Om d e n b o v e n r a n d :
N O N SO R D E N T IN U N D IS .
TE MIDDEN DER WATEREN WORDEN Z IJ TOCE N IE T VER WAARLOOSD.
I n d e a f s n e d e , gebroken door het wapen van Zeeland, dit opschrift:
SO C IE T . (ax is) SG IE N T . (ia r um )
B A TA VO E L E S S . (i n o e n s i s )
P R M MITJM.
BELOONINO FAN {wege) HET NEDERLANDSCE- FLISSINGSCH GENOOTSCHAP
FAN WETENSCHAPPEN.
Keerzijde. Minerva , kenbaar aan speer, helm en u il, en staande bij een altaar, waarop
een Mcdusa-hoofd gebeiteld i s , reikt een lauwerkrans uit. In het verscliiet een gczigt op de
slad Vlissingen met hare haven en een driemaster.
Om d e n b o v e n r a n d :
CALCAR HONOS.
DE EE R IS E E N PR1KKEL.
O n d e r a a n in d e n s o k k e l :
C. P.(LOOS) V.(an) A M S T E L I : C :(o nk s ) IN V .(e n i t ) D E L (i n e a v i t ). B. C. V A N C A L K E R E X C : (udit) (1).
C. Ploos van Amstel heefl deze beelden uitgedacht en geleelcend, B. C. van Galher gesneden.
( i ) z ie ovcr dczen stempelsnijder Dr. Wa p , A s lr e a , IV. b l. 2 15. Ilij behoorde tot de Moravisclie Broederschap: zijnadres-
kaart luidde: »B a rend CiiR.(istiaan) v a n Ca l k e r , Medailleur cnz. Wapensnijder in steen, staal, zilver en goud , te Zeist.”
— 2 7 —
Op het exemplaar van dezen penning, uit de verzameling van den Heer H. S a lm te Amsterdam
, leest men
Op d e a f s n e d e :
C O R N E L IS Z IL L E S E N
17 81.
De spreuk non sordent in undis wordt ook gelezen op het titelblad van het Eersle Deel der
Herhandelingen door het Zeeuwsch Genootschap, in 1769 uitgegeven, terwijl het zegel, door
het Genootschap in 1765 bij zijne oprigting aangenomen, een rots in zee, waarop de zeven
vrije kunsten met bovengenoemd bijschrift voorstelt De penning is , in kleiner formaat, voor
’l eerst afgebeeld voor het Derde Deel der werken, in 1773 uitgegeven.
438. A. P la a t XXXIX.
Er bestaat ook nog een andere Stempel van lateren tijd , met het opschrift op de Voorzijde:
S O C IE T (a t i s) SG IE NT. (ia r um )
Z E LA N D IC M
PRÜä MIUM.
en Keerzijde: een lauwerkrans met ter wederzijden: CALCAR HONOS, en beneden: B. C.
Y. (an) CALKER F.(egit).
en een derde Stempel (432 B. PI. XXXIX), kennelijk door de plaatsing der woorden CALCAR
HONOS bovenaan op de keerzijde, terwijl de voorzijde gelijk is aan die van den laatstvoor-
gaanden.
De tweede helft van de achttiende eeuw was in ons vaderland bnzonder vruchtbaar aan
nieuwe Genootschappen of Maatschappijen van zeer verschillenden aard. De geest van zamen-
werking (associatie) openbaarde zieh destijds' even krachtig op letterkundig en wetenschap-
pelijk als hg het sedert den aanvang der negentiende eeuw op stoffelijk gebied gedaan heeft
en nog voortdurend doet. De oprigting in 1752 der Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen
te Haarlem werd gevolgd door die van het Genootschap Pro excolendo ju r e pa-
trio te Groningen (1761) (i), • door het herstel der Academie van teekenkwnst te Amsterdam
(1765), door het oprigten der Maatschappij van Vaderlandsclie Letterkunde te Leyden (1766),
des Genootschaps Kunst wordt door arbeid verkregen, mede aldaar (1760), der Maatschappij
tot redding van Drenkelingen te Amsterdam (1767), enz. enz.
De oprigting van een wetenschappelijk Genootschap in Zeeland had te Vlissingen plaats
in de jaren 1765—1769. Gelijk bij vele dergelijke vereenigingen plaats h a d , ontstond ook
deze uit geringe beginselen. » Eenige heeren, genegen tot het lezen der Fransche tijdschriften
en van sommige geleerde werken, in die taal geschreven, besloten tot eene maandelijksche
bijeenkomst, om daarin met malkanderen te beraadslagen, welke Schriften men zou goedkeuren
om gelezen en overwogen te worden. Dit gezelschap, ’twelk eenen aanvang nam in Hooi-
maand des jaars 1765, bestond in ’t begin uit de Heeren: G a l l a n d a t , Ma z e l , G u e p in , d u P o n ,
T j e e n k , Ch a n d o n , B r a h e , Ch a n g u io n , A. J. H u r g r o n j e , W in c k e l m a n , H a g em a n en J. H u r g r o n j e ;
bij welken kort daarna kwamen de Heeren: E sg h a u z ie r , t e W a t e r , Sn o u c k H u r g r o n j e , en
vervolgens de Heeren d e F r e y t a g h en Ma iz o n n e t . ” — Op het voorstel van twee leden, tegen
het einde van het jaar 1765 gedaan, besloot men een Genootschap op te rigten, »om längs dien
beproefden weg,de kunsten en wetenschappen, die in Zeeland niet geheelverwaarloosdworden,
voort te zetten, deze tot een trap van meerdere volmaaktheid zoo veel mogelijk op te voeren
C ) Zie Ned. Jaerb., 1 7 7 3 , b l. 1334— 1338.
en