
Om d e n r a n d
M V N IE IC E N T 1A P R IN C I P I S A V R IA C I
BOOR B E MILBHEIB BE S PB INSEN VAN ORANJE § J
Van dezen laatsten penning bestaat ook (2) nog een kleiner, blijkens het oogje,ooka\sdraag-
penning (8) gebezigd, waarvan wij de afbeelding op PI. LIII onder N° 567 B, mededeelen. De
letteryerdeeling is daarop alleen eenigzins anders; men leest er o p :
V AUG. M U N IE IC E N C IA
M.D.C en P R IN C I P I S
C L X X X I. AYRIA CJ.
Ook is ons een gouden barret yoorgekomen, d a t, blijkens de daarop zichtbare Koninklijke
kroon, na Mei 1 8 0 6 , onder de regering yan Koning Lodewijk. , of minder waarschijnlijk, na
1 8 1 5 , onder de regering yan Koning Willem 1, is yeryaardigd en gedragen, en dat wij op PI.
L lll, onder N°. 567 G, als vrij zeldzaam, hebben laten af beeiden, hetzij als een fantasie yan
iemand, gerechtigd om den Doggersbankschen eerepenning te dragen, hetzij hij daartoe door
zijnen Vorst gemachtigd was. Het stelt het beeid der Overwinning yoor, gelijk op N°. 567 A en
5 67 ß , in een veld van goud, liggende op een schild van lazuur (de zee), waarom met gouden
letters: doggersbank. 5- Augustus 1781. Het geheel gedekt door een gouden kroon, liggende
op een door email en gouden kringen omringd scliild.
5 6 8 . P l a a t LIII.
Onder dit nummer hebben wij nog een koperen penningplaatje laten afbeelden, dat een
door een kabelrand omgeven zeilend Nederlandsch oorlogschip vertoont, met het onder-
schrift ZOUTMAN. Het penningje werd kennelijk als ornament door Jan Maat aan zijn ho-
rologieketting gedragen.
Weinige wapenfeiten in onze geschiedenis hebben, toen zij voorvielen, meer effect gemaakt
bij den landgenoot en h u n , die er deel aan hadden genomen, meer populariteit verschaft,
dan de slag, den 5 Augustus 1781 op Doggersbank geleverd. Ons heugt nog de tijd , waarbij
men, van iemand gewagende, die hem had bijgewoond, nimmer verzuimde,er die omstandig-
heid in zijn leven, uitdrukkelijk, als iets zeer bijzonders en roemvols, te vermelden. Naauwe-
lijks had de zege door Tromp bij Duins behaald, naauwelijks had het opzeilen der Teems bij
Ghatlam door de Ruyter hier te lande een geestvervoering verwekt, als deze, zeker eervolle,
( ») Bij lb Fran co, v a n B e r k h e y , t. a. p . . bl. 4 5 2 , afgebeeld en beschreven. Voorts in de Ned. Jaerb., 1 7 8 1 , bl. 2121—
2 122; bij d e J o n o e , t. a. p i . , bl. 7 8 9 , en d e Ro ch emont en B i s s c h o f , Ridderorden, 1 8 4 3 , pi. 22 en bl. 140. Uit het oin-
scbrift blijkt, dat het een gcschenk was van den Prins. B i ld e r d ij k , Gesch. des Vaderlands, XII. bl. 4 9 , noemt het een goe-
den inval van d e z en, om al wie in den slag geweest w a s, met een eereteeken te hegiftigcn. En inderdaad, de bestaande Prins-
gezindlieid der vlotelingen , later zoo duidelijk in de Saldanha-baai, onder L d ca s , en in T e x e l, onder S t o r y , gebleken, werd
door dat eermetaal versterkt. Mr. H. W. T yd bm an, in zijn aanteekeningen op gemelden schrijver, XII. bl. 1 6 1 , z e g t, dat de
inval misschien niet geheel e ig en , maar verwekt was door de P ro n e van een ontwerp te r oprigting eener Vaderlandsehe Maat-
scliappij te r aanmoediging en bclooning d e r Nederlandsche Heldendeugd, te Dordrecht, bij A. BlussiSk n Zoon , 1781 (dus — zegt
h i j v66r den slag van Doggersbank), gr. 8 ° ., 16 b l . , uitgekomen. Wij laten de gissing v o o r 't geen zij is , maar na 5 Augustus
was er nog tijd geno eg , om het boekje nog in 1781 uit te geven. Vergel. over de opschriften, de Post van den N eder-Rhijn,
I . bl. 278; II. b l. 6 8 4 ; Ned. M e rc., LI. bl. 198. De Vlagofficieren droegen het penningje in goud , aan een rood-wit- en
blaauw lin t; de anderen in zilv er , aan een oranjelint. Zie Navorscher, IX. bl. bl. 1 9 2 ; Ned. M e rc ., N o v ., 1781 en de rij-
melarij van Franco, v a n Bebkhey , t. a. pi.
( s ) u i t de verzameling van wijlen den Heer H. S a lm , te Amsterdam, wien dit draagpenningje slechts cenmaal was voorgekomen.
(» ) Dat de penning werkelijk gedragen werd, blijkt ten overvloede uit een vonnis, medegedeeld in de Ned. Jaerb. 1 7 8 6 , bl.
3 3 3 , waarbij Willem Schools , Deurwachter bij het Oranje Corps t e ' s H age, van het recht daartoe ontzet wordt. Zie ook Vad.
Hist. Verv., XI. b l. 27.
doch
doch in vergelijking met vroegere zeegevechten, onbeduidende en met onbesliste kans be-
vochten ontmoeting. Verre echter van die algemeene opgewondenheid over den uitslag van
den strijd le willen toeschrijven aan ongepaste zelfverheffing bij onze voorouders uit die da-
gen, mögen wij daartoe een billijke en verklaarbare aanleiding vinden in den Staat van moe-
deloosheid, waarin zij ten opzichte van onze Stelling als Zeemogendheid waren begonnen te
verkeeren, en waaruit zij nu op eeumaal werden opgewekt. De oorlog was dezerzijds aange-
vangen geworden met een blind vertrouwen, niet slechts in de rechtvaardigheid onzer zaak,
maar ook in de middelen welke men bezat, on\ den ouden roem te handhaven, vroeger op
zee verworven; en met het onbegrijpelijkst zelfsl>edrog had men, noch de vorderingen in aan-
merking willen nemen, die Engelands zeewezen sedert den tijd onzer vroegere twisten met
dat Rijk gemaakt h a d , noch den teruggang onzer marine en het gemis aan eenige ervaring van
een zeeoorlog bg onze vloot- en scheepsvoogden. De onberadenheid, waarmede men den krijg
begonnen was, was dan ook duchtig gestraft geweest, en, al hadden enkelen onzer bevelheb-
b e rs , zoo als Melvill en Oorthuys (!) en anderen, zieh roemrijk geweerd, de kans was steeds
in ons nadeel uitgeloopen en overal hadden de Britsche schepen de overhand op de onze ge-
h ad ; zoodat men wel tot het, treurige besluit had moeten komen, dat het met den alouden
zeeroem van Nederland was gedaan. Maar nu viel de slag op Doggersbank voor: een Hollandsch
smaldeel wist een sterkeren vijand niet alleen af te slaan, maar, zelfs deerlijk geteisterd, te
doen deinzen en zijn poging te verijdelen. Het sprekende bewijs was geleverd, dat onze zee-
lieden nog van den moed, van het beleid, door hunne voorgangers getoond , niet vervallen
waren, en dat Engeland zieh te vroeg de oppermacht over de zee had aangematigd. Geen
wonder dan ook, dat bg onze Natie, zoo onverwachts in hare eer hersteld, de moedeloosheid
weder voor zelfvertrouwen, de neörslachligheid voor uitbundige blijdschap plaats maakte;
e n , bracht ook de geleverde slag geen materiSel voordeel aan, de zedelijke uitwerking, die er
door verkregen werd, was onmiskenbaar. Hij’ vult in elk geval een schoone bladzijde in de
geschiedenis van ons land.
Veel is er over dien slag geschreven, en na de toelichtingen, in de aanteekeningen bereids
gegeven, kan ons overzicht van het gebeurde dien aangaande zeer kort zijn.
Reeds in het voorjaar van 1781 had men bg de Regering sterk aangedrongen op het gereed
maken van eenige oorlogschepen, ten einde tot konvooi te strekken aan*de Ooslzeevaarders.
Aan het verzoek was gevolg gegeven, en zoo liep op 2 0 Julij 1781 het smaldeel, door den
Schout-bij-nacht Z o u tm a n gevoerd — vereenigd met een konvooi, d a t, onder den Kapitein van
Kinsbergen , bestemd was eenige Oostindievaarders af te h alen, die in Noorwegen lagen — het
zeegat van Texel uit. Tegenwind was echter oorzaak, dat het tot den 1 Augustus d uurde,
eer de koopvaardij vloot, die uit 71 schepen bestond, zieh onder geleide van Kapitein van
Braam , bg het smaldeel kon voegen. In den vroegen morgen van den 54Bn dier maand,
werd , op de Doggersbank, een vloot ontdekt van 2 0 0 koopväarders, beschermd door 10 Britsche
schepen van oorlog, 4 fregatten en eenige ligtere vaartuigen. Nadat zieh van weÄrszijde het
konvooi, onder dekking van eenige oorlogsvaartuigen had verwijderd, ving tegen acht ure on-
geveer de hevige strijd aan, dien men niet geheel ten onrechte, » den laatsten straal van Neör-
lands ouden luister” genoemd heeft (*).
Tegenover de zeven Hollandsche linieschepen, met de fregatten Bellona en D o lß jn, die
ook eenig deel aan het gevecht namen, stond wel een gelijk getal schepen over, doch over ’t
geheel sterker gewapend, en , zoo door het grooter aantal stukken als door het gehalte van het
o-eschut zelf, meer ponden ijzers bij elke laag schietende (3) De Hollandsche linieschepen,
die aan het gevecht deel namen, waren:
Be E r fp r im van 54 stukken, Kapitein A. Braak.
» Advniraal Generaal » • 7 4
» Argo » 4 0
( 1) Z ieb o v en , b l. 148—150.
( * ) Zie den G id s, 1841, b l. 12.
(* ) Zie de Jongb , t . a. p l . , Bijl. XIII. b l. 783—784.
J. H. VAN Kinsbergen.
E. G. StABRING.