
genoolschap van onzen natuurlijken vricnd (Frankrijk) niet onlbrclccn: cn mct dczcn zou die
hulpverstrekking ons in een verderfelijken oorlog kunnen wikkelen. Wat hadden vroegere
verbindtenissen mct Engeland in den successie-oorlog ons opgeleverd ? Niets aan onze zijde
dan een onhcrstelbaar uitgeputte schatkist. De toepassing van den regel V r ij schip vrij goed
wcrd ons bovendien ontzegd; maar wat bij hem het zwaarste woog, »zoo niet regtstreeks dan
ten minste van ter zijde, zouden onze Troupes gebruikt worden tot het dempen van hetgeen
sommigcn eene Rcbellie der Golonisten in America gelieven te noemen.— Dan hiertoe zag hij
liever Janissaaren dan Troupes van eenen v r i j e n S t a a t liuuren.” Hij. verklaarde zieh daarom
»tegen deze Cessie, die tot eene' augmentatie aanleiding zoude kunnen -geven, van welke hij
dagelijks des te vreemder werd, naar mate dat het gedrogt der zoogenaamde Militaire Juris-
dictie in civile zaken en gemeene middelen een Imperium in imperio oprichtende, de admini- ■
stratie der Justitie stremde” (1).
Dit advies, door den steiler schriftelijk aan de Staten van Ovcrijsscl ingediend, wcrd op zijn
verzoek in de notulen hunner Yergadering van 16 December 1775 opgenomendoch daaruit
bij besluit van 14 Maart 1776 dier zclfdc Slaten weder gelicht, »om de onvoegzame expressien
die daarin gevonden werden.” Zeker hadden zij bij de eerste kennisneming van het advies er
de wijde strekking niet van overzien en hadden zij, om na drie maanden een nieuw inzicht in
de zaak te krijgen, moeten opgewekt worden door de talrijke stemmen, die zieh tegen Ca p e l l e n s
theorien hadden verheven. Reeds den 20sten December 1775 was te Nijmegen versehenen een
Brie f van een vyand der kwaadspreekenheid aan zijn vriend te Rotterdam, op 12 Januarij 1776
gevolgd door1 de Onpartijdige en vrymoedige aanmerkinyen door H. P. briefsgewijze voorgedra-
gen, en op 8 Februarij door de Holländische vrymoedige bedenkingen van J ... R ... uit Utrecht:
Men wees er in die geschriften op, dat hier geen sprake was van cessie, maar vanrestitutie van
troepen aan Engeland. De Schotsche brigade legde, sedert 1599 dat zij hier te lande in.dienst
was, den eed van getrouwheid af niet alleen in handen van Hun Hoog Mögenden, maar ook
in die van den in ’s Hage residerenden Engelschen Ministet' (2). Van het kiezen van partij voor
de eene Mogendheid tegen de andere kon hier geen sprake zijn, waar het oneenigheden gold
tusschen Engeland en zijn eigen Kolonien, dus als ’t wäre een binnenlandsche twist (3). Men
weet, dat deze bedenkingen echter niet beletteden, dal het gedaan verzoek niet werd inge-
willigd.
Een nieuw bewijs voor de Sympathie van Ca p e l l e n voor de opstandelingen in Amerika Ie-i-
verde hij in 1776, door het in ’t licht geven der Aanmerkingen over den aart der Burgerlyke
vryheid, over de gronden der regeering, en over de regtvaardiglieid en staatkwnde van den oorlog
met Amerika, door R ic h a r d P r ic e ., Theol. Dr., een werk, dat in ’t oorspronkelijk Engelsch
zbo veel gerucht gemaakt en zoo veel aftrek gehad h ad , dat Ca p e l l e n het naar den e lf den druk
vcrlaalde (4). In Amerika bleven Ca p e l l e n s pogingen, om den geest zijner landgenooten ten
voordeele der beweging aldaar te stemmen, niet onopgemerkt; getuigen daarvan zijn de Brie-
ven van Jo n a t h a n T u r n r u l l en W il l iam L iv in g s t o n , gene gouverneur van Connecticut, deze
van New Jersey, aan Ca p e l l e n in 1777 en 1778 geschreven, en uit het Engelsch vertaald in
1779 uitgegeven (?);
( 1) Zic C a p e lle n , Reg en t, b l. 5—1 2 ; C h a lm o t , bl. 69—7 1 ; S t u a r t , III. b l. 61—69 cn de bronnen aldaar, bl. 67 (1 ),
69 ( 1 ) , aangehaald; V. d . Kemp, de Admissie, b l. 90—91. De uitval tegen de Militaire Jurisdictie stond in verband met het
rechisgeding tegen den vaandrig D e W it t e .
( 3 ) De Vyand d e r kwaadspreekenheid zegt e r , bl. 5 , niet onaardig v an : » In het begin heeft C. een kleine misslag, die wel
niet tot de zaak d o c t, schoon zijn geheel advies e r op gegrond s ta a t, te weten, dat hy de Schotsche brigade rekent als ’t wapen
van den Staat” ; bl. 11: » d e Militaire Jurisdictie is er by de hairen bygehaald;” b l. 1 3 : »Wanneer men v anneutra liteitspreekt,
moet men geenc p a rü a lite it toonen, geen steeken geven.” De Onpartijdige aanmerker z eg t, b l. 3 , dat hij » naauwelijks kon
g e lo o v en, dat dit advies voortkwam uit het brein van h em , die het advies van 2 September 1773 had gegeven.” Vergcl. V. d.
A a , Leven van Willem V, II. bl. 253 (*).
( 3 ) Holl. Bedenkingen, bl. 5.
, (■*) H. Go ou bik s Aanmerkingen d a a ro p , Leyden, 1777 (beoordceld in de Vad. L e i t., 1777, VI. bl. 1 7 4 ), en R. P r ice's
Nadere Aanmerkingen, v e rta a ld door v. d . Ca pe l len , L eyden, 1 7 7 7 , (beoordeeld in de Hed. Vad. L e i t., 1 7 7 7 , VII.
b l. 138) bchooren bij dit werk.
( * ) Turnbull schrijft op den 21«lcn Junij 1777 , b l. 2 : » Wij kunnen niet genoegzaam uitdrukken de dankbaarheid, die
w y gcvoclcn voor het edelmoedig deel dat g y in de weigering om de troupes der Staten aan Gr. Brittannietcleenenliebtgenomen.
Ca-
Ca p e l l e n s advies over een plakkaat der Staten van Holland van 23 Mei 1776, betreffende het
onderhoud van de in de Kolonien teruggekeerde slaven (lj , en zijne (onbeäntwoorde) missive
aan den Prins Erfstadhouder in d° 19 Februarij 1777 »over de verwaarloosde observatie van
zeker artikel van het regiement op de Yergadering in Overijssel, en de daarop gevolgde memo-
riön” (2) gaan wij, als van minder algemeen belang, met stilzwijgen voorbij, en haasten o n s ,
gewag te maken van de groote zaak, waardoor Ca p e l l e n s naam ja ren . lang op aller tongen
leefde. Wij bedoelen zijn bemoeyingen om de zoogenaamde Drostediensten in Overijssel afge-
schaft te krijgen. Over den oorsprong, den a a rd , de geschiedenis dier dienslen zijn talrijke
geschriften in het licht gekomen, naar welke wij den lezer verwijzen (s). Genoeg zij het liierte
vermelden, dat in sommige Drostschappen of kwartieren in Overijssel de ingezetenen ten
platten lande gehouden waren jaarlijks twee dagen wagendienst en bovendien eenige handdienst
te verleenen. In de Vergadering der Staten van dit Gewest kwam op den 14dcn October 1774
dit onderwerp ter sprake; men achtte eene behoorlijke regeling daarvan noodzakelijk en men
benoemde eene commissie om een ontwerp te beramen hoe, op de beste wijze, de Drostediensten
op een vasten voet gebracht, en aan de ingezetenen, »die genegen zouden zijn van de-
selven te redimeeren” , genoegen zou worden gegeven. Het gevolg was een besluit der Staten
van 23 Maart 1776, waarbij aan de ingezetenen, die tot Drostediensten verplicht waren, het
afkoopen daarvan werd toegestaan, en wel telken reize tegen betaling aan den Drost van het
District van een gülden voor iedere wagendienst en v i j f stuioers voor iedere handdienst (+).
De verplichting tot arbeid kon d u s, als men ziet, in geval die gevorderd werd, door hem,
op wien zij ruslte, in een geringe vrijwillige opbrengst in geld worden verkeerd. Doch de.'
zaak werd, buiten Overijssel, door hen die er niet mede bekend waren, op zeer overdreven
wijze voorgesteld, en als gold het een slavenjuk, den landlieden opgelegd, dat de welvaart en
ontwikkeling bij hen orimogelijk maakte. Voor de zoodanigen, in wier stelsel het te pas
kwam, leverde het onderwerp alzoo een gewenscht en voortreffelijk middel, om over dwin-
gelandij en misbruik en over de Regering die ze handhaafde te klagen: een middel, te
krachtiger, omdat de klacht in beginsel gegrond was; immers, reeds in 1681 waren de Drostediensten
afgeschaft, en noch afkoop noch vordering daarvan kwam dus in 1776 meer te pas.
Schepenen en Raden van de stad Zwolle ontwikkelden voor ’t eerst deze Stelling in hun
resolutie van 27 October 1776, twee dagen later aan de Staten van Overijssel ter hand gesteld.
Zij verwezen daarbij naar de .resolutie dier Staten van 18 Maart 1631, waarbij aan de Drosten
een jaarlijksch inkomen in geld was toegelegd en waarbij »alle dergelijke en andere dienslen
of servicien,” geene uitgezonderd, voor altoos »afgedaan en geperimeerd” werden. De latere
resolutien, van 1 April 1717 en 11 Maart 1759, waarbij, denkelijk uit onbekendheid met
het vroeger voorgevallene, de Drostediensten weder in ’t leven geroepen waren, hadden alzoo
geene kracht. Zij beschouwden derhalven »de pubikatie, onlangs gedaan, als informeel
n u l, en zoo zeer krachteloos, dat zy niemand verbindt” (5).
Ca p e l l e n , die wegens ziekte de vergadering van 23 Maart 1776 niet had bijgewoond, leverde
den 13<len April 1778 bij de Staten van Overijssel de Memorie over de Drostediensten i n , die
zulk een groot gerucht maakte, niet alleen in zijne Provincie, maar door geheel Nederland.
De hoofdinhoud kwamhierop neder (8):
De aard zijner publieke bedieniug, zeide hij daarin, verbood hem eenigerlei gebreken of
f 1) St u a r t , III. bl. 237 (1 ).
('*) Ca pe l len , Reg en t, bl. 20—5 3 ; V. u . Kem p , Admissie, bl. 9 2 ; Brieven van Ca pe l len , van 21 April e n 6 September
1 7 78 , onder de papieren van Laurens opgevisetat, handelende over het commercie-tractaat met Amerika, worden in de Ned.
Jaerb. van 1 7 8 1 , b l. 196—2 0 6 , mcdegedeeld.
(*) De voörnaamste zijn: 1°. Rechtsgeleerde Oudlieidkundige Proeve over den Oorsprong d e r Drostendiensten in Overysscl,
door A.E. J., Utrecht, 2 . 1. (zie Alg. Vad. L e t t., V I I ., bl. 169—1 7 2 ); 2°. Missive over den A a r t en Oorsprong der Drosten-en
andere diensten in Overijssel, door een kenner d e r Vaderl. Oudheden, Leyden , 1 782; 3°. Deductie van d e Heeren van d e Rid-
derschap van Overyssel, 2*> D ee l, waarby de wettigheid d e r nu a fgeschafte, van ouds w e l liergebragte ordinairc Heeren- o f zo -
genaamde Drostendiensten volledig bewezen wo rd t (1783).
(•') Ca pe l len , Regent, b l. 58—63. Vergel. Mr. II. J. ICo en en , de Nederlandsclie Boerenstand, bl. 86—90.