
keerzijde. Binnen een loverkrans komt uit wolken een arm te Voorscliijn, met een olijftak
en een zwaard in de hand. Op een wimpel daarboven leest men:
AD U T R U M Q U E PA11ATUS
TOT BE IDEN (vrede o f oorlog) GEBE ED.
D a a r b e n e d e n :
B R A C H i l E O R T IT U D O
S O L ID iE P A C IS CUSTOS
E E N KLOEKE ARM (is) DE WAARBORG VAN EEN VASTEN FREDE ('). ,
s e e B. P l a a t LVII. (1783).
A ls b o v e n .
Dezeifde penning, maar zonder het jaartal MDCCLXXXIII op de voorzijde (2) en
De M e y er '
Ook voor de Keerzijde is een andere Stempel gesneden, blijkbaar aan den s trik , die de
kranstakken verbindt.
Uit dit zelfde tijdperk is nog een klein, eenzijdsch gestempeld koperen penningje, onder
n°. 597 afgebeeld — wellicht een presentie- of schietloodje — dat een altaar vertoont, versierd
met het wapen van Utrecht. Twee van weörszijdc uit de wolken körnende handen plqalsen daarop
een speer met de vrijheidsmuts en een palmtak; terwijl het woord CONCOKBIA, Eendracht, op
een wimpel onder het altaar geplaatst, den zin der handeling nog nader aanduidt.
5 0 8 . P l a a t LVII. 1783.
Op d e w a p e n i jr |5 d e r b u r g e r i j 2 4 J u n i j , d e a f s c h a f f i n g d e r S ta d l io u -
d e r l i j k e r c c o m r a a n d a t i e n 11 A u g u s t u s , e n h e t v e r k r i j g b a a r v e r k
l ä r e n v a n s t a d s k l e i n e b e d i e n i n g e n v o o r a l l e g e z i n d h e d e n
2 2 D e c em b e r 1 7 8 3 , te U t r e c h t .
Voorzijde. De Maagd van Utrecht, met een spies, waarop de vrijheidsmuts p rijk t: het
Utrechtsche wapenschild Staat nevens haar. Zij is in het voorhof van een lempel op een ver-
heven troon gezeten en leunt op een Stapel handvesten en privilegien. Rrijgstuig omringt
haar en zij reikt een geweer aan een burger over, terwijl zij een perkament, beschreven met
het woord RECOMMANDATIE, met den voet treedt. Op den achtergrond ziel men ongewa-
pende burgers toesnellen, en den Dom van Utrecht.
Om d e n r a n d :
U T R E C H T S B Ü R G E R E T G EW A P E N D D E N 2 4 IU N T 1 7 8 3 RECOMM
A N D A T IE A E G E S C H A E E T D EN 11 A UG(ustus) 1 7 83
B e n e d e n :
TO T S T E U N D ER V R Y H EY D
( 1 ) Beschreven in de Ned. J a e rb ., 1 7 8 3 , bl. 1198.
( 2 ) Waarschijnlijk na 1783 ge sla g cn, ora als belooningspenning in latere jaren te kunnc-n dienen. In den Catalogue van II.
Keerzijde. De ledematen der Gereformeerde Kerk, onder hét zinnebeeld van het Geloof,
zoo als de gedrukte verkläring lu id t, wellicht beter de Staatskerk, met bijbel en kruis,
bieden aan de Maagd van Utrecht een verzoekschrift, om alle Christen-gezindheden tot Stads
kleine ambten en bedieningen gerechtigd te verklären. De Stedemaagd wijst in een geöpend
boek op het woord UNIE, als zinspeling op het sl ui ten daar van binnen de muren van Utrecht.
Het Geloof of de Staatskerk wordt voorgesteld de woorden uit te spreken, die men leest
Om d e n r a n d :
. ZY ZYN C H R IS T E N E N E N Y RY E B U R G E R S MET ONS
Op een breeden ra n d , beneden de voorstelling, leest men:
STA D S B E D IE N IN G E N YOOR L E E D E N
VAN A N D E R E N GE Z IN T EN
V E R K R Y G E L Y K V E R SO G T D EN 17
N O V (embeb) 1 7 8 3 T O E G E S T A A N D E N 22 X? (december) 1 7 8 8
Op het lin t, waarmede de eikekrans is doorvlochten, die de keerzijde der allegorische voorstelling
omgeeft, staat:
G E R E E (o em e e rd e n ) A R M E N ( ia n e n ) L U T E R S ( c h e n ) M EN (is ) l ( e n ) ^
R-(oomsch) C A T H Ö L (y k e n )
Volgens de Nederl. Jaerb. (1783, bl. 1163) zijn, door eenige Schutters uit de burgerbénde de
Zwarte Knechten, de eerste grondslagen gelegd van het Genootschap van Wapenhandel, waartoe
de penningen betrekking hebben, onder n°. 595—596 A—B afgebeeld en beschréven. Nadat
deze vereeniging zieh eenige reizen in de Weeskerk geöefend h ad , voegden zieh allengs andere
schutters daarbij, e n , dewijl zij alleen uit vrijwilligers bestond, verkreeg zij den naam van
Vrijeorps (!). In Februarij 1783 werd zij als Genootschap, onder de zinspreuk Pro patria et
libértate, opgericht, en in Maart door de Vroedschap van Utrecht erkend. Reeds omslreeks
het einde van Junij moet de Eerepenning n°. 596 A gereed zijn geweest, immers er werd des-
tijds een exemplaar daarvan, in goud, vereerd aan Capellen to t den P o l, d ie , zieh lijdelijk te
Utrecht bevindende, uitgenoodigd was om de wapenoefening te aanschouwen (2).
Bij ordonnantie van de regering van Utrecht, van den 7 Julij 1783, werd een uitvoerig regiement
omlrent de Schutterij en Schutterswachten (dat den 2 4 steo Junij bevorens beraamd en
vastgesteld was) afgekondigd (3). Die Schutterij zou bestaan uit acht Vaandels of Compagnien,
naar de acht kwartieren der stad verdeeld. ’t Vaandel Turkyen had zijn loopplaats op de
plaals voor *t Stadhuis; ’t Papevaandel op den St. Maartens dam; ’t Fortuin op den St. Jans
dam; de Bloedkuil op de Wittenvrouwenbrug; de Zwarte knechten op de Mariaplaals: de Orän-
jestam op de Smeebrug; de Pekstokken aan de Tolsteegpoort, en de JTandvoetboog op de Jacobs-
brug (*). Deze verdeeling van Utrecht in acht wijken, ieder onder een vasten hoofdman,
(V) Ned. Jaerb., 1 7 8 3 , bl. 285—2 9 2 , en aldoar het Verzoekschrift, door 600 ingezetenen op 10 Februiirij 1783 ängeleverd,
en bl. 292—2 9 3 , het Tegen-verzoekschrift, door 74 geteekend. Reeds 8 /9 Maart ('sPrinsen jaardag) deed het 's nachts de
waclit. Zie Vad. H ist. Vero., VII. bl. 8 7 ; Ned. Jaerb., 1 7 8 3 , bl. 487. Over den haat der Burgerofficieren tegen het Ex-
ercitie-Genootschap, zie den P o s t, V. bl. 5 8 9 , en a ld ., IV. bl. 4 1 1 , aanspraak aan Burgers en Schutterij te Utrecht. Verg. IV. bl. 21.
(S ) Ned. J aerb., 1 7 8 3 , bl. 1198; Vad. H ist. V e n ., VI. b l. 2 3 8 ; de P o s t, IV . bl. 5 5 . Een dergelijke penning werd, als
buitengewone belooning (boven de 100 dukaten, door het Utrechtsche Genootschap Getrouw voor ’t Vaderland, uitgeloofd) door
Pro P a tria e t libértate toegezegd aan den schrijver, »die op de klaarste en duidelijkste wijze het gedrag der vaderlandsgezihde
Regenten en ingezetenen, gedurende den Loop van den Engelschen oorlog in tegén overstelling der onwaardige Machinatien en
handelingen van de verdervende Engelsche Factie gehouden, zou beschrijven, en dus de Eer van de Natic zuiveren van den
laster der gemelde Factie, en klaar aantoonen, dat dczelve ten onregte was beklad." — Zekcr, waar op dergelijke w ijz e , door
gewapende Benden, openlijk en straffeloos belooningen konden worden toegezegd voor een geschrift, dat ten doel moest hebben,
bij verheffing van een deel der Burgerij , het andere aan haat en vcrachting bloot te stellen , daar kon men niet klagen over
onderdrukking en gebrek aan vrijheid.
( 3 ) Opgenomen in de Ned. J aerb., 1 7 8 3 , bl. 1171—1193.
( * ) A id ., bl. 1180; voorts, bl. 1 1 6 9 , een Publicatie en bl. 1194— 1196 een lastbrief voor den Rentmeester.
dag