
Vij f - e n - 1 w i n t i g - j a r i g h u w e li jk v a n P e t e r v o n H em e r t e n A g a th a
H o o g l a n t . 11 S e p t e m b e r 1 7 9 2 .
Hoorzijde. Een obelisk, waartegen een wit marmeren Cupido is geplaatst, die zieh wel
door den pijlkoker op den rüg als God der Liefde doet kennen, doch tevens ook het zinnebeeid
van koophandel 'en zeevaart, een drieland, in de hand houdt. Tegen het voetstuk
rüsten de aaneengestrengelde wapens der familien v o n H e m e r t en H o o g l a n t . Dal van het
eerstgenoemde geslacht is reeds blz. 90 beschreven: dat van H o o g l a n t is doorsneden, boven
met een rcchtopstaand zwaard van zilver, omgeven door zeven sterren van zilver: beneden
van zilver met twee golveden fazen van lazuur.
Om d e n r a n d :
P E T E R VON H EM E R T OG A G A TH A H O O G L A N T
I n d e a f s n e d e :
E O R E E N E D E D : 11 S E P T -(embeu)
1 76 7.
PIETER FON HEMERT E N AGATHA HOOGLANT\ GEHUJVD DEN ll* » SEPTEMBER
1767.
Keerzijde. Een bekranste Hymen, den huwlijksfakkel in de rechterhand opheffende, legt
met de linker een krans op een brandend alta a r, waarop het c$fer 25 is uitgehouwen. Te-
genover hem ligt een aardbol, waaruit o ijf rozen te voorschijn komen; lerwijl men door een
slangerond heen er nog twee ziet, die reeds zijn afgevallen: — een toespelii^g op de vij f nog
levende kinderen van het echtpaar en op de twee, die reeds de eeuwigheid zijn ingegaan.
voor verraden en verkocht heeft. — Verh. Holl. Maat sch. v. Wetensch., VIII. b l. 176. — Zie Vad. Z e i t., 1 7 6 6 , VI. 1. bl. 157 ■—
en Judas een groot getuige van de goddelijkheid des Evangeliums, edd., IV. Bo ek z., 1 7 7 0 , bl. 352—354. » Zyne predikatien
zegt P. L oosjes Ad r /. , » liepen meennalen op eenen wysgeerigen tränt en somtyds in het afgetrokkene, zo dat ze nietberekend
waren voor he t gros der toehoorders. Later stelde hy ze meer voor de algemeene vatbaarheid op en verving den wat tooneel-
matigen weidschen voordragt, die sommigen ergerde. door een regt vaderlijken.” — In 1748 [ l at0 druk, 4°. en 1 7 8 4 , 2a°
druk, 8°.] g a f hij een bundel uit van 21 preeken, over de navolgende onderwerpen: 1. De Innerlijke Geaardheid der II.
Schrift. 2.H o e men de II. S. moet lezen. 3. Het Gebruik en Misbruik v an'het menschelyk verstand. 4 . De Reden waarom
God den mensch vatbaar gemaakt heeft voor het kwaad. 7. God gerechtvaardigd by het toelaten van het zedelyk kwaad.
8. Of de voorwetenschajf Gods de toekomstige dingen noodzaakelyk maaken. 9. Gods bestiering van het zedelyk kwaad ten
goede. 1 0 .1 D e Wet Gods te leezen in Zyn werken, in het Ryk der Natuur. 11. Hoe God door de Natuur den Mensch op*
leidt tot zyne plicht. 12. Het lVezen en de eigenschappen der zonde. 13. De Geboorte van de zonde. 14. De eiyenaardige ge-
volgen der zonde. 15. D e Noodzakelykheid der goddelyke straffen. 16. Het middel der verzoeninge door de II. S . alleen te
kennen. 17. De Drieeenheid. 18. De wysheid van Jesus by het genezen van den koninglyken Officiers(!)zoon. 19. De zie l-
angst van Jesus in Gethsemane. 2 0 . De opstanding van J esus, de grond onzer levendige Hoope. 21. Christus, de eenige
mogelyke zaligmaker der Menschen.
Van het werk De mlensch a ls Gods beeid heschoutod, Haarl. 1769 ( y 3 ) , — N. Vad. L e t t., 1 7 7 0 , bl. 529 — zag het Ver-
vo lg : de vereischten van waare Godsvrugt om Gods beeid op aarde te weezen (224 blz. 8 ° ., f l : 5 s t .) , te Haarlem in 1792 het
licht — zie Vad. L e t t . , IX. bl. 205 — als Voorlooper van ’s Menschen ingang to t heerlykheid om in het ioekomende leven Gods
beeid in volkomenheid te we zen, Haarlem, in drie stukken. Zie over 1. 1792, Vad. L e t t., 1 7 9 3 , b l. 51 7 ; II. 1 7 9 4 , Vad. L e t t.,
1 7 9 6 , b l. 457; III. 1797, Vad. L e tt., 1 7 9 8 , b l. 469.
Andere geschriften van Van de r A a werden beöordeeld in de Alg. Vad. L e t t . , VI. 1 ., Konst- en L e tte rb ., IX . 1 0 5 , 205.
' De beöordeelaar der 50jarige Leerrede'!—f . Vad. L e tt., 1 7 9 2 , b l. 590 — gewaagt ook van de zonderlinge graagte, waarmede
Van d e r Aa om zijn bevalliglieid in het voordragen zijner leerredenen gehoord w erd , e n d e N ed .J a a rb ., 1792, bl. 719—
7 2 0 , sprekende over den toevloed bij zijn preeken , zeggen: * Niettegenstaande die groote menigte heerschte er een volkomem
stilte zoodra de oude waardige man zynen mond öpende, en die stilte bleef tot het einde toe voortduren." Bij die gelegenheid
zagen nog het licht: Dankoffer der Luthersche Weezen, 5% s t ., en By de vierxng e n z ., door II. Vervber J r . , 5% s t . , Haarlem
, by C. P l a a t , 1792.
De geschriften van Van der A a , munten niet door taal o f stijl uit. •'Hij h ad ,” zegt P .L oosjes Adrz. »in Jena gestudeerd
en zeer vele Hoogduitsche sclirijvers g e lez en, die daarop (op taal en stijl) grooten invloed uitoefenden.” Zijn spelling (althans 1
in de 50jarige Leerrede) nadert die van S ib o b n b e b k , welke eenige jaren later werd vastgesteld ; doch is hier en daar nog vrij
zonderling; b . v. blz. 11 , meiden voor vermijden, bespiegelige voor bespiegelende, bl. 1 5 , speis voor sp ijs, neidigaart enz.
T A K N EM M E L IG E R IN D R IN G
DANKBARE HERINNERING.
In de a f s n e d e :
D EN 1 1 S E P T:(ember)
1 7 9 2
Onder N°. 503 beschreven wij een penning ter eere van J o o s t v o n H em e r t , voornaam han-
delaar, overleden 15 Jung 1775, en deelden blz. 89 ^9 7 eenige bijzonderheden over dat thans
nog te Amsterdam bloeiende geslacht en handelshuis mede — naar welke wij hier volledig-
heidshalve verwijzen (i). — Wat P e t e r v o n H em e r t betreft, deze was Staatsraad in Deenschen
dienst. Hij overleed in 1810 te Kopenhagen in 77jarigen ouderdom (2). A g a t h a H o o g l a n t ,
zijn tweede vrouw, was een dochter van den Admiraaal S im o n H o o g l a n t .
808. P l a a t LXXX. 1793.
Op h e t o v e r l i j d e n v a n W i g b o ld M u ilm a n , P r e d i k a n t te rs G r a v e n h a g e .
13 J a n u a r i 17 9 3 .
Foorzijde. Het beeid en face en ten halven lijve, in ambtsgewaad staande voor een tafel,
waarop een opengeslagen boek; op de bladzijde rechts leest men HET BOEK DER PSALMEN
NEVENS DE GEZANGEN en op de linksche OPENBARING. Met de rechterhand wijst de leeraar
op zijn h a rt, met de linker op een der slölverzen van de Openbaring. Op den rand der
tafel de naam des teekenaars C. L a m o t t e (8).
Om d e n r a n d :
D .(ominus) W IG B O L D M U L LM A N Geb.(oren) 11 Nov.(ember) 17 2 8
O v e r l . ( e d e n ) 1 8 J a n ( u a r i j ) 1 7 9 8 .
Keerzijde. Het wapen van het geslacht yan laznur, met een keper yan zilyer,
omgeyen yan yijf sterren yan zilyer (1. 1. 3) ; tusschen de ylucht boyen ’t helmteeken een
zilveren sler. Onder het wapen dit
. G R A V — S C H R IE T
D e d e rd e M U ILM A N d ie m e t l u s t ,
I n ’sG r a a v e n h a a g G o d s k u d d e w e id d e ,
’En op d e r V a a d r e n v o e t a p o o r l e id d e ,
L i g t in h e t zw y g e n d g r a v t e r r u s t .
D e e z ’ h e i l k e r a u t d e r M a j e s t e i t ,
O p r e c h t , z a c h tm o e d ig in zy n h a n d e l ,
D e e z G id s t e r d e u g d in l e e r en w a n d e l ,
Z i n g t G o e 1 s lo v in e e uw ig h e id .
W IL L E M d e K O N IN G ,
Pred(ikan)i in ’sH a a g e .
( ) De zeldzaaraheid van den penning n„. 807 (waarvan ons een afteekening gewierd door de heuschheid van den than
reeds ontslapen directeur der Kon. Penningverzameling te Kopenhagen, T homskn) deed ons beslu iten , dat stuk op te nemen
tevens als eene proeve van Deensche teeken- en graveerkunst, en als een b ew ijs.h o e ook da ar.even als hier te lande, zilvere,
bruiloften op die wijze destijds en misschien nu nog worden vereeuwigd.
;( > ) M u i u m , , zijn dochter uit het rarste huwelijk, hutrde den Deenschen Regent Ro h k ,ik o bij het Hot ven Eutin v „
de m jf rozen, hinderen nit het tweede huwelijk, trouwde E l. sa. e th So za kka n e t den Hob- H o it t i» ; twee undere
J ustina P etronella en Agatha Mik a , sehänen ongehnwd te zj)n jeb ler en en twee reedi no eg tijd le in het den/reron«
te zijn vergaderd. 6
( 3) L amotte is bij Kram u niet te vinden.