
d e n , en H o o f t vond, als van zelf sprak, dat verzoek d e r Offloieren zeer billijk ( l ) . Zgn
houding werd in een brie f, in d°. 2 Maart, ran het Taderiandsch Genoolschap Tot hehoud der
Fryhetd te Dordrecht, aan de Burgersocieteit te Amsterdam gericht, hemelhoog geprezen (2):
en uit tal ran dergelijke bescheiden blijkt, welk een indruk het gebeurde door het geheele
land had gemaakt.
Intusscheu hadden de Afgevaardigden van Amsterdam ter Statenvergadering over het voor-
stel van Haarlem in een anderen zin gestemd dan de Amsterdamsche patriotten verlangden,
en dit had het natuurlijk gevolg, dat op 3 April 1787 V a n G o u d o e v e r met 103 Officieren
wederom ten stadhuize verscheen (3) om zieh deswegens te beklagen, met verzoek aan de
Regeering, de Afgevaardigden terug te roepen, hun votum »niet te homologeren, maar expres-
selijk en volkomen te disapprobeeren en voortaan alleen de Pensionarissen V a n B e r c k e l en
■Vi s sc h e r ter Staten Vergadering te committeeren.” Al die Officieren moesten in Burgemees-
terskamer worden toegelaten, daar zij zieh door geen depulatie wilden laten vertegenwoordi-
gen. Even als de vorige reizen verklaarde H o o f t in hun bijzijn, dat hij als burger van
Amsterdam het gemelde request wel wilde teekenen, en gaf, na afloop van den Raad, aan de
inenigte, die in een halven kring om hem geschaard stond, het blijde bericht, dat het geno-
men besluit naar genoegen was, welke mededeeling natuurlijk wederom groote toejuiching en
een herhaling nagenoeg der vorige ovatie ten gevolge h ad , wat hij dan ook wel verdiende;
dewijl de resolutie bij meerderheid van e6ne stem, de zijne, genomen was (*)»
Op 5 April daaraanvolgende gaf de Krijgsraad door een Gommissie aan Burgemeesteren bericht
, dat hij de aangestelde Officieren zelf in den eed genomen h ad , na de weigering van
Burgemeesteren om zulks te doen, alsmede dat hij den Secretaris, door deze laatsten aange-
steld , niet zoude toelaten; op welke mededeeling D e d e l het wel te verwachten bescheid gaf,
dat Burgemeesteren (»behalve ik ,” viel H o o f t i n j zeer gevoelig waren over den stap, door
den Krijgsraad gedaan (5). Doch wat konden tegenover h e n , die het gezag der Regeering ten
eenenmale ondermijnden, aan D e d e l zijn moed en wakkerheid baten, met een ambtgenoot,
die de teugels over de hollende paarden heen wierp en hem lelkens ten aanhoore der menigte
in zijn schild voer, met een Vroedschap en een Schepensbank, die onderling verdeeld waren,
eri terwijl zij, die hem vroeger ter zijde stonden, zieh eerlang, onder voorwendsel dat het
met alle vrijheid van beraadslaging uit was, aan het bijwonen der vergaderingen onttrokken.
Buiten het sladhuis stak de storm ook hoe langer hoe feiler op. Tegenover de Faderland-
sche was een Oprechte Faderlandsehe Societeit opgericht, (die in ’t logement de Keizerskroon,
in de Kalverstraat, bijeen kwam en in de wandeling de Oranjeclub werd genoemd, doch aan
welke de tegenstanders den naam van de Aristokratische gaven, ten einde vooreerst den schijn
te ontgaan, als of men het uitsluitend geladen had op den Stadhouder, aan wien een groot
gedeelte der Natie nog gehecht bleef (6) , en len anderen, omdat de menigte altijd licht in te
nemen is tegen een zaak, die met een woord genoemd wordt, dat zij niet of siecht verstaat.
Wog altijd beducht, dat de patriotten in de Vergadering der Staten van Holland, bij mogelijke
voorstellen van schikking met den Prin s, de minderheid zouden hebben, begrepen die van
hunne partij te Amsterdam, dat het hoog tijd was, zieh met geweld van een vaste en welge-
( 1 ) Ned. J a a rb ., 1 7 8 7 , bl. 437.
( * ) «Wy störten tränen van vreugde, wy kunnen zonder de grootste aandoening niet lezen [men was in die dagen zeer
aandoenlijk] dat Vader Hooft (geerbiedigde naam!) zyn grijzen kop to t behoud d e r vrgheid veil gesteld beeft. Ned. Jaarb., bl.
443. Vergelijk den brief uit Delft aan Ho o ft , Vad. Hist. V e n ., XVI. bl. 180—71S2.
( 3 ) De Krijgsraad werd door de patriotten ondersteld de geheele burgerij te vertegenwoordigen. Alleen hadden zij ge-
zorgd, hun tegenstanders er uit te verwijderen. D e Geconstiiueerden (natuurlijk ook enkel van hunne zijde gekozen) traden
later te voorschijn. Ned. Ja a rb ., 1 7 8 7 , bl. 6 8 9 , 703— 704.
( * ) Tn de Ned. J aarb., 1 7 8 7 , bl. 6 9 8 , lezen w ij: » Schoon Hooft eigenlijk geen Raad was en in het voorgaande jaar eens
is beweerd geworden, dat Burgemeester R endorp , geen Raad zijnde, wel eene adviserende, maar geen beslissende stem konde
hebben." Zie verder de Aanteekening op dit besluit van drie der Raden, Muilm a n , Munt er en Va n d e r Goes , Ned. Jaarb.,
1787 , bl. 706—7 1 9 , en de tegenaanteekening van Burgern. I-Iooft en 13 Raden, a ld ., bl. 977—992 en 992—1000.
( * ) Ned. Ja a rb ., 1 7 8 7 , b l. 702.
sloten meerderheid in den Raad te verzekeren. Was dit eens gelukt, dan zou de stem van
Amsterdam ook in de Staten de schaal wel naar hunne zijde doen overslaan. Den 20sten April
vond men ’s morgens te Amsterdam een »verfoeilijk” stuk verspreid, gelijk het te recht in de
Ned. Jaarboeken betiteld wordt (i). »De burgerij” , zoo luidde het daa rin, »moet eenmaal
schoon schip maken, en waarom langer getalmd? Zorgt, dat op Zaturdag morgen aan
de goede intentie van den braven Fader H o o f t en de waardige leden der minderheid vol-
daan worde ■— en ontdoet u zonder uitstel van alle die (met name daarin genoemde) onwaar-
digen.”
En inderdaad begaf zieh den volgenden morgen (21 April) een deputatie uit den Krijgsraad
en de genoemde patriottische Societeiten ten raadhuize en stelde, bij het uiteengaan der Vroedschap
, te drie u ren , den Burgemeester H o o f t een — let wel — ongeteekend adres ter h an d ,
waarbij men — die ook in onze dagen niet onbekende X — verklaarde, een negental met name
aangewezen Heeren, niet meer raden der stad te z ijn , en diensvolgens er op aandrong, dat
hunne plaatsen, als door tusschenkomst der burgerij opengevallen. . . . . door den Raad ten
allerspoedigste werden aangevuld (2). Feitelijk dwong men hierop de Vroedschap het stadhuis
niet te verlaten, maar op nieuw te vergaderen. Zeven leden teekenden protest aan tegen het
in deliberatie brengen van hetgeen te rech t, in het daarop genomen besluit, een » niet op
ordinaire wijze ter kennisse van de Vroedschap gebracht request” werd geheeten. Dit besluit,
waarbij de Raad zieh onbevoegd verklaarde, zijn medeleden van hun ambt te ont-
zetten, was niet naar den zin der inleveraars, die het terug gaven en daar zoodanige wijzi-
gingen in vorderden, als met hun verlangen strookten, en de Raad, waar deze reis toevallig
de Patriotten de meerderheid in hadden, voldeed aan de vordering. Er viel dan ook tegen
het geweld niet te redeneeren: het stadhuis en het Damplein waren met gewapende burgers
bezet en de volksmenigte weigerde uiteen te gaan, zoo lang zij haar zin niet had (3).
Te zes ure werd de aankondiging van het nu gewijzigd besluit aan de scharen gedaan en
met oorverdoovend gejuich ontvangen. Fader H o o f t ontving een derde ovatie en in de twee
Burger-societeiten klonk het dien avond keer op keer van »Leve Vader H o o f t en de Vrijheid 1”
Zoo had de zoogenaamde volksstem gesproken in een ongeteekend request en zij was ver-
hoord geworden. De omwenteling was volkomen; aan de negen in ongenade gevallen Raden
werd, namens een aantal Officieren van den Krijgsraad en het opgeworpen lichaam der »Gequa-
lificeerden” van de Burgerij, een insinuatie gedaan, dat zij waren afgezet; en uit een lijst,
door dezelfde lichamen aan de Vroedschap voorgelegd, werden op 9 Mei, door veertien van de
overgebleven zes-en-dertig Raadsleden, de opengevallen plaatsen aangevuld.
Opmerkelijk is het oordeel in de Nederl. Jaarboeken van April 1787 (*) te dezer gelegenheid
over de twee mannen, die als hoofden der beide partijen konden worden aangemerkt, geveld.
Na de hierboven aangestipte feiten vermeld te hebben, gaat de schrijver aldus voort: » Wij
hebben gezien het Enthusiasmus voor den Heer H o o f t . Men kan ook dit niet ontkennen, dat
hij een man is van een aanzienlijk geslacht, vriendelijk en van alle tijden af minzaam jegens
de gemeente, hetwelk de Latijnen popularitas noemen. Maar voor het overige zal niemant,
die eenigzints onzijdig is , aan dien Heer verheven vernuft, grondige kennis of schrander
staatsbeleid toekennen: terwijl het algemeen bekend i s , dat de Heer D e d e l vele uitmuntende
bekwaamheden voor het Staatsbestier bezit. Men zou” , voegt hij er met zekere naiveleit b ij,
»zig dus kunnen verwonderen, waarom tog deze zoo zeer gehaat, gene zoo zeer verhemeld
wordt, indien men de wuftheid van den grooten hoop niet kende, en niet wist, hoe weinig
( 1 ) Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 736.
( * ) Ned. Jaarb., 1787 , bl. 738—742.
( s ) Zie de opmerkelijke Aanteekening tegen de Resolutie van 21 April 1787 van Burgemeester Dedel en zeven Raden, Ned.
Jaarb., 1787 , bl. 1000—1 0 0 3 , en den B r ie f van zestien Raden aan de Staten, over bet uitzetten der negen en hetverkiezen
van negen andere Raden, a ld ., bl. 1030— 1 0 4 1 , benevens h e t antwoord der 15 andere Raadsleden, die vdör de afzetting de
minderheid uitmaakten, bl. 1367—1 3 91; voorts den brief der 9 nieuwe Raden aan de Staten van Holland, bl. 1391—1393.
H l Bl. 770—771.