
Hl 1 | i-
I
B W f f r n
n l S f rV
l l l l l
1I1l II Il I ifi['
9 P | | ] ij k .
l i l l
H i l l
I I
IfÜs,
Hl J u
K R
i t «
M S M P î i 1
j
11
II
II 1
— 3 4 8 -
seien, en een uilval gelastte, die met zoo veel kloekheid ondernomen en met zulk goed ge-
volg bekroond werd, dat de Pruisen ’t opgaven en van voor de plaats terugtrokken.
De vreugde over dit wapenfeit was voor D e W il d e van körten duur: immers, terwijl hij,
het verlies van Amstelveen vernomen hebbende, bezig was met het opwerpen eener nieuwe
batlerij, ten einde een aanval van dien kant te keeren, kreeg hij tegen den middag uit Amsterdam
het onverwachte bevel om op te breken; wat hij, in weérwil van den spgt, dien hij
er^ over gevoelen mocht, met zulke orde en bédanrdheid verrichtte, dat hij reeds des na-
middags te vier uren met al de krijgsbehoeften, de geringste niet uitgezonderd , binnen de
stad was ; e n , wat hem niet minder tot eer strekte, al de gekwetste krijgsgevangenen al-
daar in het gasthuis bezorgd had (i).
Den volgenden morgen werd hij op nieuw naar Ouderkerk gezonden, ten einde de Pruisen
gerust le stellen omtrent het wassen van het water. Dewijl hij nu als lid van het De-
fensiewezen en niet als krijgsbevelhebber ging, was hij in burgerkleeding, en het was niet
dan toen h ij, na zijn onderhandeling met den Pruisischen Overste L e d e b u r , bij ’t afscheid
zijn naam noemde, dat de andere in hem den bevelhebber herkende, die den dag te voren
de plaats waar zij zieh bevonden zoo meesterlijk verdedigd had. Noch h ij, noch later de
Generaal K a l k r e u t h en vervolgens de Herlog zelf, die beiden hem wenschten te zien om hem te
danken voor de menschlievende wijze, waarop hij voor de gevangenen had zorg gedragen,
konden bijna gelooven, dat men zulk een gewichtigen post ter verdediging had toevertrouwd
aan een eenvoudig koopman, en dat die koopman aan dat verlrouwen zoo voortreffelijk had
kunnen beäntwoorden (2).
Hoe glansrijk het wapenfeit van D e W il d e ook geweest wäre, het was niet geschikt om hem
aan le bevelen bij de partij, die nu weder aan het bewind kwam, en in October 1787 moest
hij in het lot van zijn Kolonel en mede-Officieren deelen en was zijn loopbaan als krijgsman
voor ’t oogenblik gesloten.
Wij zeggen voor ’t oogenblik; en het wäre voor den naam van D e W il d e gelukkig geweest,
indien hij op de behaalde lauweren had kunnen insluimeren, en niet nogmaals ,na acht jaren,
wäre opgeroepen om, gelijk men ’t van hem hoopte, zijn vaderstad met de verkregen onder-
vinding van dienst te zijn. Schoon niet tot de uitgewekenen behoord hebbende, en althans
geen reden ziende om zijn winkel te verlaten, was hij steeds met zijn medeleden van de oude
J aderlandsche Societeit, nu de Socieleit Doctrina et Amic itia, uiterlijk een genootschap alleen
aan wetenschap en gezellig verkeer gewijd, ijverig blijven werken tot het bevorderen van den
zegepraal hunner begrippen. Geen wonder dan ook, dat, toen op den 19^" Januarij 1795 de
omwenteling te Amsterdam tot stand kwam, D e W il d e tot de een-en-twintig burgers behoor-
den, die aan de menigte als Representanten van het Volk van Amsterdam werden voorgesteld (s).,
en even min, dat hij in het Comité van militaire direclie de plaats hernam, die hij vroeger
bij het Defensiewezen had bekleed (*). Minder glansrijk echter dan bij de vorige was de ro l,
welke hg bij deze gelegenheid vervulde. Immers toen e r, in het begin van Mei 1796, te Amsterdam
zware ongeregeldheden gepleegd werden, en D e W il d e , op dat tijdstip Kolonel der
Burgerij en Kommandant van de Stad, door de Municipaliteit op zgn persoonlijke verant-
woordelijkheid gelast was, de noodige maatregelen te nemen tot bewaring der ru s t, schijnt hg
6f verzuimd te hebben öf onwiilig te zijn geweest daaraan te voldoen. Immers hij kon niet
beletten, dat in den avond van den 9den Mei een aantal gewapende kanonniers ter Raadsver-
gadering binnendrongen en door geweld en dreigen, gepaard met allerlei baldadigheid, aan
den Raad het intrekken afdwongen eener publikatie, waarbij hun Corps was afgedankt. Terwijl
dat tooneel van verwarring plaats had, stond een groot gedeelte der gewapende Burgerij op den Dam
tot beteugeling van het oproer gereed ; doch wachtte vruchteloos op de bevelen van ^ijn KomC
) H ist. P e r e ., X V II. b l. 212—2 1 6 ; Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 5219 , 5323.
( * ) Zie Fad. H u t. Verv., XVII. b l. 216.
( 3) Zie Vad. H u t. Ve rv ., X X VIII. b l. 143.
( * ) Zie J . va n L e n n e p , Feestrede bij 't Ihjarig bestaun van Doctrina e t Am icitia , b l. 3 7 , waar, ve rk e erd elijk , i
Gerrit Staat.
m a n d a n t . W o g y r e e m d e r w a s z i j n g e d r a g i n d e n v r o e g e n m o r g e n v a n d e n 1 1*™. H e t P r o v i -
s i o n e e l B e s t u u r h a d t r o e p e a a f g e z o n d e n o m d e s t a d t e b e z e t t e n , e n e e n i g e r u i t e r s w a r e n r e e d s
b i n n e n g e k o m e n e n h a d d e n o p h e t H a a r l e m m e r p l e i n p o s t g e y a t , w a t b i j d e b u r g e r i j , d i e y a n
g e e n k r i j g s y o l k g e d i e n d b l i e f d e , g r o o t e o n t e y r e d e n h e i d t e w e e g b r a c h t e n d e k a n o n n i e r s n a a r
’ t F u n e n d e e d l o o p e n o m e r g e s e b u t y a n d a a n t e h a l e n e n d e t r o e p e n t e k e e r t e g a a n . D e R a a d ,
d i e e y e n m i n o p h e t o n t y a n g e n d i e r t r o e p e n g e s t e l d w a s , d o c h d e y e r w i j d e r i n g d a a r y a n l ä n g s
d e n w e g d e r o n d e r h a n d e l i n g w e n s c h t e t e b e r e i k e n , z o n d l a s t a a n Dz W i l d e , d e k a n o n n i e r s
u i t e e n t e d r i j y e n ; d o c h d e z e , h o e z e e r n i e t m e t w o o r d e n , w e i g e r d e m e t d e d a a d a a n d i e n l a s t
t e y o l d o e n , e n b l e e f y o l s l r e k t w e r k e l o o s : w a t t e n g e y o l g e h a d , d a t h i j , o p h e t H u i s d e r g e -
m e e n t e i n S t a a t y a n a r r e s t g e s t e l d , y a n z i j n o p p e r b e y e l o n t z e t w e r d e n d o o r d e n K o l o n e l G k e -
G O am s C b t jy s y e r y a n g e n w e r d , a a n W i e n s b e l e i d h e t w e r k e l i j k g e l u k t e d e p a r t i j e n t o t b e d a r e n
t e b e e n g e n , e n , o p d a t t i j d s t i p a l t h a n s , h e t b i n n e n r u k k e n d e r t r o e p e n t e v e r h i n d e r e n ( I ) . .
Moeilijk is h et, eenig bepaald oordeel te veilen over het gedrag, door D e W il d e te dier gelegenheid
gehouden; te meer, omdat het niet aan gebrek aan moed en veerkracht kan worden
toegeschreven. De beste uitlegging, die wij er aan weten te geven, is, dat de min günstige toe-
stand, waarin de man geraakt was ten opzichte yan zijn hnanci€elen toestand, yan nadeeligen
invloed was op zijn handelingen. Hadden sommigen met de omwenteling hun beurs ge-
maakt, of waren zij er tot eer en aanzien door geklommen, grooter nog was het getal, die,
door zieh met de zaken yan het land in te laten, hunne bijzondere zaken in ’t riet hadden
gestuurd, en dit was ook met D e W il d e het geval geweest. Ieinand, die zieh in geldelgke
ongelegenheid bevindt, die onder zijn sladgenooten ettelijke schuldeischers heeft, en zijn kre-
diet kwijt is, weet doorgaans, dat hij geen aanspraak meer kan maken op onlzag of op een
eerbiedig opvolgen zijner bevelen (ä). Zeker is h e t, dat, na zgn ontslag als Kommandant,
D e W il d e plotseling yan het tooneel verdwijnt, en zijn naam nergens meer genoemd wordt.
Zijn schulden werden, naar ons verzekerd is (*), door zijn kinderen betaald, doch nako-
melingen van hem schijnen niet meer in wezen te zijn.
6 9 3 - 6 9 4 . P l a a t LXVHI. 1787.
Op h e t v e r d e d i g e n v a n S o e s td i j k 2 6 /2 7 J u l i j 1 7 8 7 .
693. Foorzijde. De Overwinning, voorgesteld als een gevleugelde vrouw, in de rechterhand
een palmtalc en in de linker het vaandel van het Regiment Hessen-Darmstad houdende, ver-
treedt het naakt uitgestrekt lijk eens gesneuvelden. Dat lijk ligt op een voetstuk, van achter
’t welk aan de eene zijde twee vaandels met de wapens van Utrecht en Holland, en een spon-
ton, aan de andere zijde eenige wapenen en een trommel te voorschijn komen. Op het
voetstuk leest men:
T’ G EW E LD
B E T E UGELD.
In het verschiet het lusthuis of zoogenaamd paviljoen van Soestdijk.
Om d e n r a n d :
SO E S T D Y K m a n h a f t i g v e r d e d i g d d o o r e e n D E T A C H EM E N T v a n ’t •
R E G I M . ( e n t ) v a n H E S S E N D A RM S TA D
Keerzijde. Het wapen der Provincie Utrecht tusschen een paar mirtetakken en rüstende
op een wimpel, waarop de spreuk:
(> ) Zie Vad. Hist. Verv., XXV. b l. 228—234 , 238—2 4 1 ; Amst. Gesch. Ve rv ., X X II I. b l. 21—38.
( 2 ) Volgens mondelinge mededeelingen van een tijd g en o o t.
( 3) Als vor'en.